Geef telkens de conj. praesens. "A." = actief, "P."= passief, "D."= deponent. "1, 2, 3" verwijzen naar de persoon. "E" en "Mv" verwijzen naar het getal.

Invuloefening

Vul in. Als alles ingevuld is druk je op "controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik "Hint" om een letter van het antwoord te verkrijgen. Je kan ook op "[?] klikken om bijkomende hulp te krijgen. Let wel op dat je punten verliest als om letters of om hulp vraagt.

1. inducere A. 1E:
2. urere P. 2E:
3. inicere A. 3E:
4. perferre P. 1Mv:
5. coire A. 2Mv.:
6. reperire: P. 3Mv.:
7. miscere: A. 1E.:
8. volare: P. 2E.:
9. frui: D. 3E.:
10. oriri: D. 1Mv.:
11. effugere: P. 2Mv.:
12. temptare: A. 3Mv.:
13. respicere: P. 1E.:
14. accendere: A. 2E.:
15. egredi: D. 3E.: