Vocabularium caput 1-4

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

avus-i man. grootvader
murus-i man. muur
rosa-ae vr. roos
provincia-ae vr. provincie
donum-i onz. geschenk
filius-i man.zoon
femina-ae vr. vrouw
filia-ae vr. dochter
mensa-ae vr. tafel
poculum-i onz. beker
paterpatris man. vader
matermatris vr. moeder
est(hij, zij, het) is
sunt(zij) zijn
diubijwoord lange tijd
ibibijwoord daar
quoquebijwoord ook
etvoegwoord en;ook
citobijwoord gauw
moneremoneo waarschuwen
sederesedeo zitten; vastzitten
cogitarecogito nadenken
saepebijwoord dikwijls
venirevenio komen
staresto staan; blijven staan
audireaudio horen; luisteren naar
laborarelaboro zwoegen; lijden
amareamo houden van
essesum zijn; bestaan
nondumbijwoord nog niet
dormiredormio slapen
itaquebijwoord daarom; en zo
ridererideo lachen; uitlachen
unustelwoord een
duotelwoord twee
trestelwoord drie
quattuortelwoord vier
quinquetelwoord vijf
sextelwoord zes
septemtelwoord zeven
octotelwoord acht
novemtelwoord negen
decemtelwoord tien
vigintitelwoord twintig
centumtelwoord honderd
milletelwoord duizend
familia familiae vr.  gezin; personeel
luna-ae vr. maan
serva-ae vr. slavin
statua-ae vr. standbeeld
astrum-i onz. ster
caelum-i hemel
monumentum-i aandenken; gedenkteken
homohominis man.mens
iuvenisiuvenis man; jongeman
mercatormercatoris man. koopman
milesmilitis man. soldaat
senexsenis man. oude man
noxnoctis vr. nacht
caputcapitis onz. hoofd; hoofdstuk
flumenfluminis onz. rivier
properarepropero zich haasten; bespoedigen
vigilarevigilo waken
fulgerefulgeo schitteren; bliksemen
domibijwoord thuis
nonontkenning niet
cur?bijwoord waarom
iambijwoord al; dadelijk
interdumbijwoord soms
non iambijwoord niet meer
nuncbijwoord nu
ubi?bijwoord waar?
ubiquebijwoord overal
abesseabsum afwezig zijn; verwijderd zijn
adesseadsum aanwezig zijn; bijstaan
superessesupersum overblijven
possepossum kunnen
narrarenarro vertellen
numerarenumero tellen
audereaudeo durven
flerefleo wenen; bewenen
maneremaneo blijven
respondererespondeo antwoorden; beantwoorden
soleresoleo gewoon zijn
viderevideo zien
benebijwoord goed
quis?vragend voornaamwoord wie?
quid?vragend voornaamwoord wat?
egopersoonlijk voornaamwoord ik
tupersoonlijk voornaamwoord jij
is, ea, idpersoonlijk voornaamwoord hij, zij, het
nospersoonlijk voornaamwoord wij
vospersoonlijk voornaamwoord jullie
ii, eae, eapersoonlijk voornaamwoord zij
appellareappello aanspreken; noemen
daredo geven
explorareexploro onderzoeken
habitarehabito wonen
imperareimpero bevelen; opeisen
intrareintro binnengaan
liberarelibero bevrijden
servareservo bewaren; redden
vocarevoco roepen; benoemen
haberehabeo hebben; houden; beschouwen als
moveremoveo bewegen; beïnvloeden
suaderesuadeo aanraden
taceretaceo zwijgen
timeretimeo vrezen
aperireaperio openen; onthullen
invenireinvenio vinden; ontdekken
nescirenescio niet weten
scirescio weten
hicbijwoord hier
numquambijwoord nooit
semperbijwoord altijd
ergobijwoord dus
salutaresaluto groeten
deusdei man. god
cena-ae vr. avondmaal
dea-ae vr. godin
verbum-i onz. woord
amoramoris man. liefde
equesequitis man. ruiter; ridder
iudexiudicis man. rechter
arborarboris vr. boom
uxor uxoris vr. echtgenote
tempustemporis onz. tijd
parareparo gereedmaken; verwerven
subitobijwoord plotseling
tandembijwoord eindelijk
-quevoegwoord en
onusoneris onz. last
laudarelaudo prijzen
portareporto dragen
spectarespecto bekijken
nusquambijwoord nergens
verebijwoord echt
taurus-i man. stier
regia-ae vr. paleis
monstrum-i onz. wonder; monster
rexregis man. koning
virgovirginis vr. maagd; meisje
exspectareexspecto afwachten; verwachten
postularepostulo eisen
gauderegaudeo blij zijn
possiderepossideo bezitten; beheersen
consentireconsentio het eens zijn
reperirereperio vinden; te weten komen
inquitzegt hij/zij; zei hij/zij
nemoonbepaald voornaamwoord niemand
nihilonbepaald voornaamwoord niets
maximebijwoord zeer; het meest
sivoegwoord indien
ludus-i man spel; school
fierifio worden; gebeuren; gemaakt worden
ireeo gaan
abireabeo weggaan
adireadeo gaan naar; bezoeken
exireexeo buitengaan; eindigen
inireineo binnengaan; beginnen
praeterirepraetereo voorbijgaan
redireredeo terugkeren
medicus-i man. arts
consulconsulis man. consul
solsolis man.zon
cottidiebijwoord dagelijks
quando?bijwoord wanneer?
domumbijwoord naar huis
fraterfratris man. broer
monsmontis man. berg
parentesparentum man. ouders
muliermulieris vr. vrouw
sororsororis vr. zus
VenusVeneris vr. Venus
lectus-i man. bed
amica-ae vr. vriendin
hora-ae vr. uur
porta-ae vr. poort
umbra-ae vr. schaduw; schim
aedificium-i onz. gebouw
auxilium-i onz. hulp
calorcaloris man. warmte
fonsfontis man. bron
festinarefestino zich haasten
rogarerogo vragen
ardereardeo branden
maereremaereo treurig zijn
obsidereobsideo belegeren; bezet houden
paterepateo openstaan; duidelijk zijn
domobijwoord van huis (weg)
quo?bijwoord waarheen?
nonne?vraagpartikel toch wel?
num?vraagpartikel toch niet?
hodiebijwoord vandaag
itabijwoord zo
sanebijwoord beslist
quodvoegwoord dat; omdat
filum-i onz. draad
voxvocis vr. stem; woord
monstraremonstro wijzen
necareneco vermoorden
deberedebeo moeten; verschuldigd zijn
deindebijwoord vervolgens
quarebijwoord waarom?
sicbijwoord zo
statimbijwoord dadelijk
tum/tuncbijwoord toen; op dat ogenblik
oculusoculi man. oog
apertus,a , um open
bonusa, um goed
clarusa, um helder; beroemd
Graecusa, um Grieks
gratusa, um dankbaar; aangenaam
iratusa, um woedend
iustusa, um rechtvaardig
Romanusa, um Romeins
sanusa, um gezond
verusa, um waar;echt
ceteria, um de overige
cunctiae, a alle...samen
multiae, a veel
pauciae, a weinig
annusi man. jaar
puellaae vr. meisje
oppidumi onz. stad
caniscanis man. hond
lapislapidis man. steen
parspartis vrouw. deel; kant
agmenagminis onz. colonne
altusa, um hoog; diep
calidusa, um warm
carusa, um duur; dierbaar
frigidusa, um koud; koel
ignotusa, um onbekend
iucundusa, um aangenaam
laetusa, um vrolijk; er goed uitziend
latusa, um breed; uitgestrekt
longusa, um lang
maestusa, um treurig
magnificusa, um prachtig
magnusa, um groot; belangrijk
malusa, um slecht
novusa, um nieuw
stultusa, um dwaas
vivusa, um levend
adiuvare~o, helpen
omninobijwoorde helemaal
puerpueri, man. jongen
virviri, man. man
liberiliberorum man. mv.kinderen
ageragri, man. veld
liberlibri, man. boek
magistermagistri man. leermeester
liberlibera, liberum vrij
misermisera, miserum ongelukkig
aegeraegra, aegrum ziek; lijdend
nigernigra, nigrum zwart
pulcherpulchra, pulhrum mooi
sacersacra, sacrum heilig; gewijd
meusmeam, meum mijn
tuustua, tuum jouw
suussua, suum zijn, haar; hun
nosternostra, nostrum ons
vestervestra, vestrum jullie
capillus-i man. haar
terra-ae, vr. aarde; land
fessusa, um vermoeid
villa-ae, vr. landgoed
urbsurbis, vr. stad
errare~o, dwalen; zich vergissen
advoorzetsel + acc. naar; tot; bij
antevoorzetsel + acc. voor
apudvoorzetsel + acc. bij
invoorzetsel + acc. naar; tegen
intervoorzetsel + acc. tussen; tijdens
pervoorzetsel + acc. door; gedurende
postvoorzetsel + acc. achter; na
praetervoorzetsel + acc. voorbij; behalve
propevoorzetsel + acc. nabij
victoria- ae, vr. overwinning
imberimbris, man. regenbui
ornare~o, versieren; in orde brengen
optimusa, um zeer goed; beste
clamare- o, roepen
cibus-i, man. voedsel
somnus-i, man. slaap
fortuna-ae, vr. lot; toestand
comescomitis man. gezel
hospeshospitis, man. gastheer; gast
IuppiterIovis, man. Jupiter
UlixesUlixis man. Odysseus
severus-a, -um streng
totus-a, -um geheel
etiambijwoord  / ook; zelfs; nog
iterumbijwoord / opnieuw
posteabijwoord  /later
autemvoegwoord / maar