Herhalingsoefeningen caput 3

1. Welk woord hoort niet in het rijtje thuis. Verklaar waarom.
a) adire - exire - praeterire - audire - abire
reden: rest:

b) is - fis - es - senes - potes
reden: rest:

2. Vertaal haal de genitieven uit de zinnen. Indien er geen genitief in de zin staat, typ je "geen". Vergeet de hoofdletters niet aan het begin van de zin!
a) Abire possumus, sed manemus. Genitief:
vert.: .

b) Quare dominus servorum ridet? Genitief:
vert.: ?

c) Bacchus est deus vini. Genitief:
vert.: .

d) Unde Marcus et Claudia veniunt? Domo veniunt. Genitief:
vert.: ? .

e) Cur avus in arboris umbra non sedet? Genitief:
vert.: ?

f) Venitne avus cottidie? Non venit. Genitief:
vert.: ? .

g) Num tu Graecus es? Non sum. Genitief:
vert.: ? .

3. Zet een zinsdeel uit de tweede kolom bij een zinsdeel uit de eerste kolom zodat je een zinvol geheel bekomt. Je mag elk zinsdeel uit de tweede kolom maar 1 keer gebruiken. In de laatste kolom zet je de juiste letter uit kolom 2.



1. servarum domina a) es 1 +
2. Labyrinthi architectus b) reperire potest 2 +
3. Ariadnae filum c) heet Valeria 3 +
4. Labyrinthi portae d) devolvit 4 +
5. Labyrinthi exitum e) patent 5 +