taalstudie II.5

Start Omhoog taalstudie II.5 betrek.vnw. Vocabularium Oefeningen

Het betrekkelijk voornaamwoord

 

Enkelvoud

Meervoud

Vertaling
  man. vrouw. onz. man. vrouw. onz. personen niet-personen
Nom. qui quae quod qui quae quae die die, dat
Acc. quem quam quod quos quas quae die die, dat
Gen. cuius cuius cuius quorum quarum quorum van wie waarvan
Dat. cui cui cui quibus quibus quibus aan wie waaraan
Abl. quo qua quo quibus quibus quibus door wie waardoor...

 

 

Het betrekkelijk voornaamwoord ontleent:
  1. zijn genus en getal aan het antecedent
2. zijn naamval aan de functie die het vervult in de betrekkelijke bijzin.
    Urbs, quam vides, magna est
De stad, die je ziet, is groot.
Opmerking

 

   
• Wanneer het antecedent onbepaald is gebruikt het Latijn quicumque, quaecumque, qoudcumque of quisquis, quidquid
    Quodcumque narrat, verum est
Al wat hij vertelt is waar.
 
    Quaecumque verba dicis, vera sunt
Alle woorden die je zegt, zijn waar .
 
    Quidquid narrat, verum est.
Al wat hij vertelt is waar.
• Het pseudo-relativum:
 
Wanneer de Latijnse zin begint met een betrekkelijk voornaamwoord, spreken we van een pseudo-relativum (schijn-betrekkelijk voornaamwoord). Dit betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een antecedent in de voorgaande zin.
  Achilles magno impetu in Hectorem rediit. Quem brevi pugna occidit.
Achilles keerde in snelle vaart naar Hector terug. Die doodde hij in een kort gevecht.
 
  Romulus Urbem condidit. Quod difficile erat…
Romulus stichtte Rome. Maar dat was moeilijk.
 
  Galli montem Capitolinum expugnare temptabant. Quae arx ab anseribus servata est.
De Galliërs probeerden de Capitoolheuvel te veroveren. Maar die burcht werd door de ganzen gered.

 


Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2005