HoofdpaginaDe Kelten
 

De Keltische druïde

Inleiding

Ons beeld van de druïden is grotendeels verkeerd. Wij zien een druïde immers als een oude man met een baard die een lang wit gewaad draagt met aan z'n riem een sikkel. Dit terwijl Druïden zowel in het zwart als in het wit gekleed konden zijn, wit was echter wel de overheersende kleur. De reden waarom een druïde als een oude man werd gezien is heel simpel: vooraleer men druïde kan worden moet men de opleiding van bard en ovaat afronden, tegen die tijd echter is men al een man van hogere leeftijd.

Oorsprong van het woord

De benaming "druïde" is afkomstig van het Latijnse woord "druida" en ook van het Keltische "druveid", wat betekent: "die de eik ziet". Gezien druïden een grote kennis bezaten en de veertaling van "druiden" eigenlijk te maken heeft met bomen, kunnen we besluiten dat een druïde een kenner van de bossen of een "boswijze" was. Dit geeft ons een idee van wie de druïden werkelijk waren, mannen en vrouwen die nauw verbonden waren met de natuur.

Opleiding

Een opleiding duurde meestal rond de 20 jaar. Deze opleiding duurde vooral zo lang omdat ze al hun kennis vanbuiten leerden in verzen, ze wilden deze verzen en hun kennis niet opschrijven, omdat ze niet wilden dat hun leer werd gelezen door het gewone volk, en ze deden het ook gewoon als een geheugentraining. De nadruk in hun leer lag op het psychische, het fysieke en het spirituele. Kennisoverdracht gebeurde mondeling in de vorm van tirades die uit twintigduizend of meer versregels bestonden. Hierdoor waren zij ook de instandhouders van overleveringen en tradities.

Heilige planten

 De eik

 
Zij kozen voor de eik, een boom die voor hen meer dan welke andere boom begeesterd leek met symboliek. Zo vormde de eikenboom het symbool van de wijze man die zijn kennis onder de leerlingen verspreidt, vergelijkbaar met de eik , die zijn vruchten zo wijd mogelijk om zich heen rondstrooit.

 

De maretak

ook de maretak was heilig. Deze zou een geneeskrachtige werking hebben en ook de vruchtbaarheid bevorderen. Om aan maretak te geraken klom een druïde in de boom en sneed de maretak met een gouden sikkel. De maretak liet hij dan naar beneden vallen waar andere druïden ze opvingen in een witte doek. Maretak was immers een heilige plant en mocht dus de grond niet raken. Het sap van de maretak werd ook gegeven aan mensen die geofferd   moesten worden, de druïden zullen dus wel geweten hebben dat de maretak giftig is!

Functies

Druïden hadden zeer veel functies en voordelen tegenover anderen, zo moesten ze onder andere geen oorlog voeren en geen belastingen betalen. Door hun inzichten, voorspellingen en genezingen genoten deze wijze mannen groot aanzien bij het gewone volk.Druïden bezaten de meeste kennis over ruimte en tijd.

 

Zij waren onder andere al in staat om zons- en maansverduisteringen te 'voorspellen'. Ook waren zij zeer goed op de hoogte van de werking van geneeskrachtige kruiden. Ze werden als een soort wijze mannen of medicijnmannen beschouwd die zich bezighielden met het onderwijzen van de religieuze traditie en met de opvoeding. Ze werden ook nog gezien als magiërs, dichters en filosofen. Hun cultusplaatsen  bevonden  zich in eikenwouden.                                                                                                                  

Door dat het volk naar deze Druïden opkeek dachten de Romeinen dat de druïden de leiders van het verzet tegen de Romeinse overheersing waren, en hierdoor werden ze door deze Romeinen verdreven.
In de 1e eeuw n.C. werden ze door de Romeinse keizers Tiberius en Claudius uit Gallië verdreven, waarop zij naar Britannia vluchtten, en naar Ierland waar zij nog tot in de 5e-6e eeuw n.C. bleven bestaan.

 

Religieuze functie

Zij organiseerden religieuze rituelen met o.m. offers voor de goden, waren onderlegd in het verklaren van voortekens.

Offers onderhouden

In de eerste eeuw voor Christus brachten de druïden ook mensenoffers, niet in een tempel maar in het diepste van een "heilig" woud. Dit hield in dat de Kelten bepaalde groepen bomen net zo heilig beschouwden als wij tempels en kerken. Gewone mensen mochten niet te dicht bij zo'n heilig bos komen. Daar hielden de druïden toezicht op. De Romeinse dichter Lucanus beweerde dat de Kelten de heilige bomen lieten verwilderen: ze lieten de bomen naar elkaar toegroeien zodat de kruinen het zonlicht tegenhielden. In deze boomgroepen waren beelden van goden uitgehakt in de boomstammen. Op deze heilige plaats werden de offers gehouden. Voor alle vier de natuurelementen hadden de druïden een verschillende dood, namelijk ophanging voor lucht, verdrinking voor water, verbranding voor vuur en levend begraven voor aarde. De personen die geofferd werden waren gewoonlijk krijgsgevangenen, verstotene of misdadigers. Wanneer er zeer weinig misdadigers waren, durfde men ook wel eens gewone burgers te offeren. Uit hun stuiptrekkingen meenden de druïden de toekomst te kunnen voorspellen.

Politieke functie

De druïde was de persoon die de politiek bepaalde binnen een stam. Hij was degene die de touwtjes in handen had. Hij hoefde zelfs geen rekenschap af te leggen, want hij kon immers alles doen zonder zich ergens iets van aan te trekken.  Eens in de zoveel maanden kwamen alle druïden van een bepaald gebied samen, ook al voerden bepaalde stammen oorlog met elkaar. (Nuttig om te weten is dat een druïde bepaalde of er een oorlog gevoerd moest worden of niet.) 

Rechterlijke functie

De druïden waren als rechters bevoegd om te oordelen over misdaden, moorden en erfenistwisten. De allerzwaarste straf die zij konden opleggen aan iemand was de uitsluiting van de offerrituelen.