De werkwoorden. Oef. 60: de indicatief, conjunctief, imperatief en infinitief actief in alle tijden.

Vul in. Druk daarna op "Controleer je antwoord". Gebruik de "Hint"-knop om een nieuwe letter te krijgen als je problemen hebt om te antwoorden. Hou er wel rekening mee dat je punten verliest bij het vragen van een hint.
Geef de gevraagde vorm (gebruik steeds de mannelijke vorm van het participium!) en vertaal. Gebruik als pers. vnw. jij, hij, wij, zij.
Vertaal de conj. met "dat..." bv amet: dat hij bemint.

1. Act. Ind. Fut. Ex. 3 Mv. van esse. . .
2. Act. Ind. Plusq.perf. 1 Mv. van mittere of tegere. . .
3. Act. Ind. Praes. 2 Enk. van capere. . .
4. Act. Inf. Perf. van mittere of tegere. . .
5. Act. Inf. Fut. van monere. . .
6. Act. Imp. Praes. Enk. van mittere of tegere. . .
7. Act. Conj. Praes. 3 Enk. van esse. .
8. Act. Conj. Imperf. 2 Mv. van audire. . .
9. Act. Conj. Perf. 3 Mv. van amare. . .
10. Act. Conj. Plusq.perf. 1 Enk. van mittere of tegere. . .