Bevat de zin een werkwoordelijk (wwg) of naamwoordelijk gezegde (nwg)?

Kies in het vensterje de juiste mogelijkheid.
Die man is in mijn buurt.
Dat is het snelste paard.
De zon schijnt heerlijk buiten.
Die man schijnt boos.
Albius is wel echt boos.
Claudia is de dochter van Valeria en Albius
Waarom is Critolaus naar huis gekomen?
Het atrium van de villa van Marcus lijkt groter dan dat van Lucius.
Hoe lang moeten we nog wachten?
De nacht wordt donkerder.