taalstudie 1.2.b

Start Omhoog taalstudie 1.2.a taalstudie 1.2.b

Taalstudie: de eerste naamvallen, de nominatief en de accusatief

 

Enkele definities

 

1. Een naamval

    Afhankelijk van zijn functie in de zin, kan een substantief een andere vorm krijgen: deze verschillende vormen noemen we naamvallen.
 

2. De nominatief

    De nominatief is de naamval van het onderwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde. (predicaatsnomen)
 

3. De accusatief

    De accusatief is de naamval van het lijdend voorwerp.
 

4. De verbuiging

    Substantieven die voor alle naamvallen dezelfde uitgangen vertonen, vormen samen een verbuiging. We kennen er al 3.
 

5. Stam en uitgang

    De verschillende naamvallen worden gevormd door een andere uitgang toe te voegen aan de stam.

Paradigmata

a) Substantieven

De substantieven van de eerste klasse (1ste en 2de verbuiging)
  Enk. Mv.
man.  (2) vr. (1) onz. (2) man. (2) vr. (1) onz. (2)
Nom. av-us ros-a don-um av-i ros-ae don-a
Acc. av-um ros-am don-um av-os ros-as don-a

Oefen hier deze verbuigingen in.

De substantieven van de tweede klasse (3de verbuiging)
  Enk. Mv.
man./vr. onz. man./vr. onz.
Nom. dux corpus duc-es corpor-a
Acc. duc-em corpus duc-es corpor-a

Oefen hier deze verbuigingen in.

b) Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden
  Enk. Mv.
1ste pers. 2de pers. 3de pers. 1ste pers. 2de pers. 3de pers.
Nom. ego tu is ea id nos vos ii eae ea
Acc. me te eum eam id nos vos eos eas ea

Oefen hier deze verbuigingen in.


Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2005