Lees de tekst en benoem alle naamwoorden.
Gebruik volgende afkortingen: nom. - acc. - gen. - dat. - abl. - voc. / man. - vr. - onz./ enk. - mv.
Functies: ond. / lv. - acc. na vz./ van-bep. / meew. vw. - dat.v.voord. - vw.dat. / abl. na vz. - tijd - wijze - reden - middel - h.vw. / aanspr. / bijg. adj. - bijg. subst. - nwd - bep.v.gest.
Vergeet de punten na de afkortingen niet.