Voc. caput 3

flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

ludus-i man spel; school
fierifio worden; gebeuren; gemaakt worden
ireeo gaan
abireabeo weggaan
adireadeo gaan naar; bezoeken
exireexeo buitengaan; eindigen
inireineo binnengaan; beginnen
praeterirepraetereo voorbijgaan
redireredeo terugkeren
medicus-i man. arts
consulconsulis man. consul
solsolis man.zon
cottidiebijwoord dagelijks
quando?bijwoord wanneer?
domumbijwoord naar huis
fraterfratris man. broer
monsmontis man. berg
parentesparentum man. ouders
muliermulieris vr. vrouw
sororsororis vr. zus
VenusVeneris vr. Venus
lectus-i man. bed
amica-ae vr. vriendin
hora-ae vr. uur
porta-ae vr. poort
umbra-ae vr. schaduw; schim
aedificium-i onz. gebouw
auxilium-i onz. hulp
calorcaloris man. warmte
fonsfontis man. bron
festinarefestinozich haasten
rogarerogo vragen
ardereardeo branden
maereremaereo treurig zijn
obsidereobsideo belegeren; bezet houden
paterepateo openstaan; duidelijk zijn
domobijwoord van huis (weg)
quo?bijwoord waarheen?
nonne?vraagpartikel toch wel?
num?vraagpartikel toch niet?
hodiebijwoord vandaag
itabijwoord zo
sanebijwoord beslist
quodvoegwoord dat; omdat
filum-i onz. draad
voxvocis vr. stem; woord
monstraremonstrowijzen
necareneco vermoorden
deberedebeomoeten; verschuldigd zijn
deindebijwoord vervolgens
quarebijwoord waarom?
sicbijwoord zo
statimbijwoord dadelijk
tum/tuncbijwoord toen; op dat ogenblik