voc.II.caput 1

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

unusuna, unum / een
primusprima, primum / eerste
epistulaepistulae vr. / brief
appelareappelo, appelavi, appelatum / aanspreken; noemen
abdereabdo, abdidi, abditum / verbergen
addereaddo, addidi, additum / toevoegen
agereago, egi actum / drijven; zich bezighouden met
caderecado, cecidi , casum / vallen
colerecolo colui, cultum / bebouwen; bewonen; vereren
crederecredo, credidi, creditum / geloven; vertrouwen; toevertrouwen
currerecurro, cucurri, cursum / rennen
descenderedescendo, descendi, descensum / afdalen
legerelego legi lectum / lezen; kiezen; verzamelen
ponerepono, posui, positum / plaatsen; neerleggen
quaererequaero, quaesivi, qaesitum / zoeken; vragen
redderereddo, reddidi redditum / teruggeven; maken tot
relinquererelinquo, reliqui, relictum / achterlaten; verlaten
vincerevinco, vici victum / overwinnen; overtreffen
cogerecogo, coegi, coactum / bijeenbrengen; dwingen
deponeredepono, deposui, depositum / neerleggen
occurrereoccurro, occurri, occursum / tegemoet lopen; opkomen bij
incipereincipio, incepi, inceptum / beginnen
daredo, dedi, datum / geven
intrareintro, intravi, intratum / binnengaan
staresto, steti, statum / staan; blijven staan
invidereinvideo, invidi, invisum / benijden; misgunnen
iubereiubeo, iussi, iussum / bevelen
maneremaneo mansi, mansum / blijven
sederesedeo, sedi, sessum / zitten; vastzitten
reperirereperio repperi, repertum / vinden; te weten komen
sentiresentio, sensi, sensum / voelen; merken; menen
abicereabicio, abieci, abiectum / wegwerpen; neerwerpen
effugereeffugio, effugi, - /wegvluchten
eripereeripio, eripui , ereptum / ontrukken
TroianusTroiana, Troianum / Trojaans
olimbijwoord / destijds; later
ventusventi man. / wind
puellapuellae vr. / meisje
caelumcaeli onz. / hemel
maestusmaesta, maestum / treurig
exspectareexspecto, exspectavi exspectatum / afwachten; verwachten
necareneco, necavi, necatum / vermoorden
flerefleo, flevi, fletum / wenen; bewenen
respondererespondeo, respondi responsum / antwoorden; beantwoorden
gratias ageregratias ago, / bedanken
desineredesino, desii, desitum / ophouden
solveresolvo, solvi, solutum / losmaken; ontbinden; betalen
quis?vragend vnw. / wie?
quid?vragend vnw. / wat? waarom?
deindebijwoord / vervolgens
primumbijwoord / eerst; voor het eerst
statimbijwoord / dadelijk
tambijwoord / zo; zozeer
tandembijwoord / eindelijk
tantumbijwoord / zoveel; slechts
tumbijwoord / toen; op dat ogenblik
atvoegwoord / maar
autemvoegwoord / maar
enimvoegwoord / want
itaquevoegwoord / daarom; en zo
necvoegwoord / en niet; ook niet
quodvoegwoord / dat; omdat
araarae vr. / altaar
oraculumoraculum onz. / orakel
sacerdossacerdotis man. of vr. / priester(es)
vatesvatis man. / waarzegger; dichter
condiciocondicionis vr. / voorwaarde
lituslitoris onz. / kust
aeternusaeterna, aeternum / eeuwig
invitusinvita, invitum / tegenmijn/jouw zin
mirusmira, mirum / wonderbaar
orareoro, oravi oratum / smeken
cederecedo, cessi, cessum / wijken
arcesserearcesso, arcessivi arcessitum / ontbieden
exigereexigo, exegi, exactum / uitdrijven; eisen; voltooien
primobijwoord / eerst; voor het eerst
deleredeleo, delevi, deletum vernielen
obsidereobsideo, obsedi, obsessum / belegeren; bezet houden
biberebibo, bibi - / drinken
ignisignis man. / vuur
praemiumpraemii onz. / beloning
moveremoveo, movi motum / bewegen; beïnvloeden
removereremoveo, removi, remotum / verwijderen
hastahastae, vr. / lans
insulainsulae vr. / eiland
signumsigni onz. / teken; veldteken; beeld
arxarcis vr. / burcht
mediusmedia, medium / middelste; het midden van
optimusoptima, optimum / zeer goed; beste
solussola, solum / alleen; eenzaam
tacitustacita, tacitum / zwijgend; verzwegen
diffiderediffido / wantrouwen
tangeretango, tetigi, tactum / aanraken; bereiken; treffen
invenireinvenio, inveni, inventum / vinden; ontdekken
adspicereadspicio, adspexi, adspectum / aankijken
inquitinquit / zegt hij; zei hij
domumbijwoord / naar huis
iambijwoord / al; dadelijk
ibibijwoord / daar
nihilonbepaald voornaamwoord / niets
numquambijwoord / nooit
sicbijwoord / zo
unabijwoord / samen
campuscampi man. / vlakte
moramorae vr. / oponthoud; uitstel
rumorromoris man. / gerucht
serpensserpentis man. of vr. / slang
venterventris man. / buik
molesmassa; moeite
horridusruig; huiveringwekkend
nullusnulla, nullum / geen
saevussaeva, saevum / woest; wreed
aedificareaedifico, aedificavi, aedificatum / bouwen
celarecelo, celavi celatum / verbergen
celebrarecelebro, celebravi, celebratum / druk bezoeken; vieren
occupareoccupo, occupavi, occupatum / bezetten
laterelateo / verborgen zijn
concurrereconcurro, concurri, concursum / te hoop lopen; slaags raken
incendereincendo incendi, incensum / in brand steken
patefacerepatefacio, patefeci, patefactum / openmaken; openbaar maken
contravoorzetsel + acc. / tegenover
frustrabijwoord / tevergeefs
undiquebijwoord / van overal; aan alle kanten