voc.II.caput 1 tot 3

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

unusuna, unum / een
primusprima, primum / eerste
epistulaepistulae vr. / brief
appelareappelo, appelavi, appelatum / aanspreken; noemen
abdereabdo, abdidi, abditum / verbergen
addereaddo, addidi, additum / toevoegen
agereago, egi actum / drijven; zich bezighouden met
caderecado, cecidi , casum / vallen
colerecolo colui, cultum / bebouwen; bewonen; vereren
crederecredo, credidi, creditum / geloven; vertrouwen; toevertrouwen
currerecurro, cucurri, cursum / rennen
descenderedescendo, descendi, descensum / afdalen
legerelego legi lectum / lezen; kiezen; verzamelen
ponerepono, posui, positum / plaatsen; neerleggen
quaererequaero, quaesivi, qaesitum / zoeken; vragen
redderereddo, reddidi redditum / teruggeven; maken tot
relinquererelinquo, reliqui, relictum / achterlaten; verlaten
vincerevinco, vici victum / overwinnen; overtreffen
cogerecogo, coegi, coactum / bijeenbrengen; dwingen
deponeredepono, deposui, depositum / neerleggen
occurrereoccurro, occurri, occursum / tegemoet lopen; opkomen bij
incipereincipio, incepi, inceptum / beginnen
daredo, dedi, datum / geven
intrareintro, intravi, intratum / binnengaan
staresto, steti, statum / staan; blijven staan
invidereinvideo, invidi, invisum / benijden; misgunnen
iubereiubeo, iussi, iussum / bevelen
maneremaneo mansi, mansum / blijven
sederesedeo, sedi, sessum / zitten; vastzitten
reperirereperio repperi, repertum / vinden; te weten komen
sentiresentio, sensi, sensum / voelen; merken; menen
abicereabicio, abieci, abiectum / wegwerpen; neerwerpen
effugereeffugio, effugi, - /wegvluchten
eripereeripio, eripui , ereptum / ontrukken
TroianusTroiana, Troianum / Trojaans
olimbijwoord / destijds; later
ventusventi man. / wind
puellapuellae vr. / meisje
caelumcaeli onz. / hemel
maestusmaesta, maestum / treurig
exspectareexspecto, exspectavi exspectatum / afwachten; verwachten
necareneco, necavi, necatum / vermoorden
flerefleo, flevi, fletum / wenen; bewenen
respondererespondeo, respondi responsum / antwoorden; beantwoorden
gratias ageregratias ago, / bedanken
desineredesino, desii, desitum / ophouden
solveresolvo, solvi, solutum / losmaken; ontbinden; betalen
quis?vragend vnw. / wie?
quid?vragend vnw. / wat? waarom?
deindebijwoord / vervolgens
primumbijwoord / eerst; voor het eerst
statimbijwoord / dadelijk
tambijwoord / zo; zozeer
tandembijwoord / eindelijk
tantumbijwoord / zoveel; slechts
tumbijwoord / toen; op dat ogenblik
atvoegwoord / maar
autemvoegwoord / maar
enimvoegwoord / want
itaquevoegwoord / daarom; en zo
necvoegwoord / en niet; ook niet
quodvoegwoord / dat; omdat
araarae vr. / altaar
oraculumoraculum onz. / orakel
sacerdossacerdotis man. of vr. / priester(es)
vatesvatis man. / waarzegger; dichter
condiciocondicionis vr. / voorwaarde
lituslitoris onz. / kust
aeternusaeterna, aeternum / eeuwig
invitusinvita, invitum / tegenmijn/jouw zin
mirusmira, mirum / wonderbaar
orareoro, oravi oratum / smeken
cederecedo, cessi, cessum / wijken
arcesserearcesso, arcessivi arcessitum / ontbieden
exigereexigo, exegi, exactum / uitdrijven; eisen; voltooien
primobijwoord / eerst; voor het eerst
deleredeleo, delevi, deletum vernielen
obsidereobsideo, obsedi, obsessum / belegeren; bezet houden
biberebibo, bibi - / drinken
ignisignis man. / vuur
praemiumpraemii onz. / beloning
moveremoveo, movi motum / bewegen; beïnvloeden
removereremoveo, removi, remotum / verwijderen
hastahastae, vr. / lans
insulainsulae vr. / eiland
signumsigni onz. / teken; veldteken; beeld
arxarcis vr. / burcht
mediusmedia, medium / middelste; het midden van
optimusoptima, optimum / zeer goed; beste
solussola, solum / alleen; eenzaam
tacitustacita, tacitum / zwijgend; verzwegen
diffiderediffido / wantrouwen
tangeretango, tetigi, tactum / aanraken; bereiken; treffen
invenireinvenio, inveni, inventum / vinden; ontdekken
adspicereadspicio, adspexi, adspectum / aankijken
inquitinquit / zegt hij; zei hij
domumbijwoord / naar huis
iambijwoord / al; dadelijk
ibibijwoord / daar
nihilonbepaald voornaamwoord / niets
numquambijwoord / nooit
sicbijwoord / zo
unabijwoord / samen
campuscampi man. / vlakte
moramorae vr. / oponthoud; uitstel
rumorromoris man. / gerucht
serpensserpentis man. of vr. / slang
venterventris man. / buik
molesmassa; moeite
horridusruig; huiveringwekkend
nullusnulla, nullum / geen
saevussaeva, saevum / woest; wreed
aedificareaedifico, aedificavi, aedificatum / bouwen
celarecelo, celavi celatum / verbergen
celebrarecelebro, celebravi, celebratum / druk bezoeken; vieren
occupareoccupo, occupavi, occupatum / bezetten
laterelateo / verborgen zijn
concurrereconcurro, concurri, concursum / te hoop lopen; slaags raken
incendereincendo incendi, incensum / in brand steken
patefacerepatefacio, patefeci, patefactum / openmaken; openbaar maken
contravoorzetsel + acc. / tegenover
frustrabijwoord / tevergeefs
undiquebijwoord / van overal; aan alle kanten
duotelwoord / twee
secundussecunda, secundum / tweede; gunstig
paenebijwoord / bijna
geminigeminorum man. / tweeling
pastorpastoris man. / herder
regioregionis vr. / streek
opusoperis onz. / werk
equitatusequitatus man. / ruiterij
adiuvareadiuvo, adiuvi, adiutum / helpen
certarecerto, certavi, certatum / strijden; kampen
explorareexploro, exploravi, exploratum / onderzoeken
volarevolo, volavi, volatum / vliegen
conderecondo, condidi, conditum / stichten; opbergen
fallerefallo, fefelli falsum / misleiden; ontgaan
invadereinvado, invasi, invasum / binnendringen; aanvallen
premerepremo, pressi, pressum / drukken; neerdrukken
parcereparco, peperci, - /sparen
aperireaperio, aperui, apertum / openen; onthullen
convenireconvenio, conveni, conventum / samenkomen; overeenkomen
perficereperficio, perfeci, perfectum / voltooien
sivoegwoord / indien
ubivoegwoord / wanneer; toen
cibuscibi, man. / voedsel
oculusoculi man. / oog
vitavitae vr. / leven
saxumsaxi onz. / rotsblok
clamorclamoris man. / geroep
dolordoloris man. / pijn; verdriet
errorerroris man. / zwerftocht; vergissing
mensmentis vr. / geest; verstand
nomennominis onz. / naam
exitusexitus man. / uitgang; afloop
insanusinsana, insanum / krankzinnig
sanussana, sanum / gezond
infelixinfelix, infelix; infelicis / ongelukkig
temptaretempto, temptavi, temptatum / beproeven
vulnerarevulnero, vulneravi , vulneratum / verwonden
haurirehaurio hausi, haustum / leegscheppen; verzwelgen
nemoonbepaald voornaamwoord / niemand
fortassebijwoord / misschien
fortebijwoord / toevallig
gaudiumgaudii onz. / vreugde
cruorcruoris man. / bloed
fronsfrontis vr. / voorhoofd; voorkant
caecuscaeca, caecum / blind
ultimusultima, ultimum / laatste
amensamens, amens; amentis / uitzinnig
caverecaveo, cavi, cautum / oppassen voor
implereimpleo, implevi, impletum / vullen
accidereaccidit, accidit, - / gebeuren
opprimereopprimo, oppressi, oppressum / neerdrukken
tolleretollo, sustuli, sublatum / opheffen; wegnemen
pervenirepervenio, perveni, perventum / geraken tot
corriperecorripio, corripui, correptum / vastgrijpen; meeslepen
percuterepercutio, percussi, percussum / doorsteken
donecvoegwoord / totdat; zolang als
namvoegwoord / want
uxoruxoris, vr. / echtgenote
reducerereduco, reduxi, reductum / terugbrengen
rexregis man. / koning
tempestastempestatis vr. / tijd; storm
excitareexcito, excitavi, excitatum / opwekken
interrogareinterrogo, interrogavi, interrogatum / vragen; ondervragen
incitareincito, incitavi, incitatum / aanvuren
vexarevexo, vexavi, vexatum / kwellen; teisteren
complerecompleo, complevi, completum / vullen; vervullen
circumvenirecircumvenio, circumveni, circumventum / omsingelen
accipereaccipio, accepi, acceptum / ontvangen; vernemen
neglegereneglego, neglexi, neglectum / verwaarlozen
pellerepello, pepuli, pulsum / verdrijven
quoniamvoegwoord / aangezien
coepissecoepi / begonnen zijn
meminissememini / zich herinneren
novissenovi / kennen
odisseodi / haten
colliscollis man. / heuvel
imperatorimperatoris man. / opperbevelhebber
subigeresubigo, subegi, subactum / onderwerpen; dwingen
quando?bijwoord / wanneer?
properarepropero, properavi, properatum / zich haasten; bespoedigen
considereconsideo, consedi, consessum / gaan zitten; zich vestigen
crescerecresco, crevi, cretum / groeien
ostendereostendo, ostendi, ostentum / tonen
surgeresurgo, surrexi, surrectum / opstaan
venderevendo, vendidi, venditum / verkopen
nuntiusnuntii man. / bode; bericht
somniumsomnii onz. / droom
casuscasus man. / val; voorval
imminereimmineo, / hangen boven; bedreigen
caederecaedo, cecidi caesum / hakken; doden
occidereoccido occidi, occisum / vellen; doden
non iambijwoord / niet meer
fugafugae vr./ vlucht
matrimoniummatrimonii onz. / huwelijk
velumveli onz. / zeil; sluier
classisclassis vr. / vloot
imagoimaginis vr. / beeld
salussaltuis vr. / welzijn; redding
conspectusconspectus man. / zicht
alienusaliena, alienum / andermans; vreemd
aliusalia, aliud / (een) andere
placidusplacida, placidum / vredig; kalm
salvussalva, salvum / behouden
variusvaria, varium / afwisselend
favere+ dat faveo, favi, fautum / begunstigen
consulereconsulo, consului, consultum / raadplegen; beraadslagen
decederedecedo, decessi, decessum / weggaan
desereredesero, deserui, desertum / verlaten
statuerestatuo, statui, statutum / plaatsen; vaststellen; beslissen
diriperediripio, diripui, direptum / verscheuren;plunderen
post of posteabijwoord / later
postquamvoegwoord / nadat
trestelwoord / drie
tertiustertia, tertium / derde
potenspotens, potens; potentis / machtig
salutaresaluto, salutavi, salutatum / groeten
lupalupae vr. / wolvin
aedificiumaedificii onz. / gebouw
coniunxconiugis vr. / echtgenoot; echtgenote
custoscustodis man. / bewaker
densdentis man. / tand
hospeshospitis man. / gastheer; gast
gensgentis vr. / geslacht;volksstam
lapislapidis man. / steen
lumenluminis onz; / licht
solsolis man. / zon
virtusvirtutis vr. / kwaliteit; dapperheid
vehemensvehemens, vehemens; vehementis / heftig; energiek
timortimoris man. / vrees
agitareagito, agitavi, agitatum / opjagen; zich bezig houden met.
ararearo aravi, aratum / ploegen
desperaredespero, desperavi, desperatum / wanhopen
oppugnareoppugno, oppugnavi oppugnatum / bestormen
vigilarevigilo, vigilavi, vigilatum / waken
admonereadmoneo, admonui, admonitum / wijzen op; waarschuwen
ardereardo, arsi, - /branden
continerecontineo, continui, contentum / bijeenhouden; omgeven
alerealo, alui, altum / voeden
confidereconfido / vertrouwen
ludereludo, lusi, lusum / spelen; spotten met
quiescerequiesco, quievi, quietum / rusten
recedererecedo, recessi, recessum / zich terugtrekken
tenderetendo, tetendi, tentum / spannen; uitstrekken; streven naar
respicererespicio, respexi, respectum / omkijken; rekening houden met
prodesseprosum, profui, - /nuttig zijn
proculbijwoord / ver; van ver
lingualinguae vr. / tong; taal
riparipae vr. / oever
vinculumvinculi onz. / band; boei
parvusparva, parvum / klein
plenusplena, plenum vol
proximusproxima, proximum / dichtstbij; verwant
regiusregia, regium / koninklijk
siccussicca, siccum / droog
lavarelavo, lavi, lautum / wassen
mutaremuto, mutavi, mutatum / veranderen; verwisselen
haererehaereo, haesi, haesum / vastzitten (aan)
educereeduco, eduxi, eductum / naar buiten brengen; grootbrengen
funderefundo, fudi, fusum / gieten; uiteenjagen
effundereeffundo, effudi, effusum / uitgieten; verspreiden
imponereimpono, imposui, impositum / opleggen; plaatsen in
mergeremergo, mersi, mersum / onderdompelen
conicereconicio, conieci, coniectum / werpen; gissen
proicereproicio, proieci, proiectum / wegwerpen
supervoorzetsel + acc. / boven; aangaande
immobijwoord / integendeel; sterker nog
nuperbijwoord / onlangs
quamquamvoegwoord / hoewel
legatuslegati, man. / gezant; opperbevelhebber
maritusmariti man. / echtgenoot
numerusnumeri man. / getal; aantal
sonussoni man. / klank
causacausae vr. / oorzaak; rede; proces
iniuriainiuriae vr. / onrecht
rotarotae vr. / wiel
proeliumproelii onz. / veldslag
silentiumsilentii onz. / stilte
spectaculumspectaculi onz./ schouwspel
telumteli onz. / aanvalswapen; projectiel
civitascivitatis vr. / gemeenschap; burgerrecht
sororsororis vr. / zus
virgovirginis vr. / maagd; meisje
foedusfoederis onz. / verdrag
vicinusvicina, vicinum / naburig
complurescomplures, compluria; complurium / meerdere
iungereiungo, iunxi iunctum / verbinden
intendereintendo intendi intentum / spannen; richten naar
peterepeto, petivi, petitum / streven naar; vragen; gaan naar; aanvallen
rumpererumpo, rupi , ruptum / breken
visereviso, visi, - / bezoeken
recipererecipio, recepi, receptum / ontvangen
hincbijwoord / van hier; hierdoor
hinc...hincabijwoord / an de ene kant... aan de andere kant
ideobijwoord / daarom
imprimisbijwoord / vooral
nusquambijwoord / nergens
nisivoegwoord / indien niet; tenzij
verovoegwoord / inderdaad; maar
somnussomni man. / slaap
tyrannustyranni man. / tiran
feraferae vr; / wild dier
flammaflammae, vr. / vlam
theatrumtheatri onz. / theater
arsartis vr. / vaardigheid; kunst
expugnareexpugno, expugnavi, expugnatum / veroveren
nominarenomino, nominavi, nominatum / noemen; benoemen
occultareocculto, occultavi, occultatum / verbergen
renovarerenovo, renovavi, renovatum / vernieuwen
postularepostulo, postulavi, postulatum / eisen
gauderegaudeo / blij zijn
expellereexpello, expuli, expulsum / verdrijven
vincirevincio, vinxi, vinctum / binden; boeien
omninobijwoord / helemaal