Voc. II caput 4

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

quattuortelwoord / vier
quartusa, um / vierde
hortarihortor hortatus sum / aansporen
vererivereor veritus sum / vrezen; ontzag hebben voor
sequisequor secutus sum / volgen; najagen
largirilargior largitus sum / rijkelijk schenken
patipatior passus sum / verdragen; dulden
culpaculpae vr. / schuld
victorvictoris man. / overwinnaar
plebsplebis vr. / de plebejers; volk
conariconor / proberen
morarimoror, moratus sum / treuzelen; ophouden
precariprecor precatus sum / bidden; smeken
faterifateor fassus sum / bekennen
polliceripolliceor pollicitus sum / beloven
irasciirascor - / boos worden
loquiloquor locutus sum / spreken; noemen
nitinitor nisus of nixus sum / steunen op; zich inspannen
proficisciproficiscor profectus sum / vertrekken
expeririexperior expertus sum / beproeven; ondervinden
oririorior ortus sum / ontstaan; opkomen
-gredi-gredior -gressus sum-gaan
morimorior mortuus sum sterven
interdumbijwoord / soms
poenapoenae vr. / straf; boete
paxpacis vr. / vrede
senatorsenatoris man. / senator
admirariadmiror admiratus sum / zich verwonderen; bewonderen
comitaricomitor comitatus sum / vergezellen
imitariimitor imitatus sum / navolgen
confitericonfiteor confessus sum / bekennen
mererimereor meritus sum / verdienen; zich verdienstelijk maken
complecticomplector complexus sum omarmen; begrijpen
frui+ ablatief fruor fructus sum / genieten van
nascinascor natus sum / geboren worden
oblivisci+ genitief obliviscor oblitus sum / vergeten
queriqueor questus sum / klagen
uti+ ablatief utor usus sum / gebruiken; beschikken over
potiri+ ablatief potior potitus sum / bemachtigen; beheersen
aggrediaggredior agressus sum / ondernemen; aanvallen
ingrediingredior ingressus sum / binnengaan; beginnen
progrediprogredior progressus sum / verdergaan
regiaregiae vr. / paleis
reginareginae vr. / koningin
servaservae vr. / slavin
vestisvestis vr. / kledij
ictusictus man. / slag
alteraltera alterum / de andere
publicusa, um / officieel; openbaar
perseverarepersevero, perseveravi, perseveratum / volharden
vetareveto, vetui, vetitum / verbieden
vertereverto, verti, versum / omkeren; veranderen in
avertereaverto, averti, aversum / afwenden; ontvreemden
exstinguereexstinguo, exstinxi, exstinctum / uitdoven; vernietigen
fingerefingo, finxi, fictum / vormen; verzinnen
laederelaedo, laesi, laesum / kwetsen; beledigen
etiambijwoord / ook; zelfs; nog
moxbijwoord / weldra
profectobijwoord / beslist
spontebijwoord / spontaan
quiavoegwoord / omdat
praedapraedae vr. / buit; prooi
secareseco, secui, sectum / snijden; doorsnijden
hichaec, hoc; huius / deze; dit
isteista, istud; istius / die; dat
illeilla, illud; illius / die; dat
isea, id; eius / die, dat
idemeadem, idem; eiusdem / dezelfde; hetzelfde
idem ac of atquedezelfde; hetzelfde als
ipseipsa, ipsum; ipsius / zelf; precies
contemnerecontemno, contempsi, contemptum / minachten
audaciaaudaciae vr. / lef
exemplumexempli onz. / voorbeeld
exitiumexitii onz. / ondergang
scelussceleris onz. / misdaad
reditusreditus man. / terugkeer
aciesaciei vr. / scherpte; slagorde
clarusclara clarum / helder; beroemd
suaderesuadeo, suasi suasum / aanraden
persuaderepersuadeo, persuasi, persuasum / overtuigen; overhalen