Voc. II. Transitus tot en met caput 6

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

avusavi man. / grootvader
puerpueri man. / jongen
liberlibri man. / boek
rosarosae vrouw. / roos
donumdoni onz. / geschenk
bonusbona, bonum /goed
misermisera, miserum / ongelukkig
nigernigra, nigrum / zwart
duxducis man. / aanvoerder
corpuscorporis onz. / lichaam
felixfelix, felix; felicis / gelukkig
fortisfortis, forte; fortis / dapper; sterk
aceracris, acre; acris / hevig
fructusfructus man. / vrucht
cornucornus onz. / hoorn; legerflank
diesdiei man. of vrouw / dag
amicusamici man. / vriend
annusanni man. / jaar
deusdei man. / god
dominusdomini man. / meester
equusequi man. / paard
filiusfilii man. / zoon
gladiusgladii man. / zwaard
murusmuri man. / muur
populuspopuli man. / volk
servusservi man. / slaaf
ageragri man. / veld
magistermagistri man. / leermeester
minsterministri man. / dienaar; handlanger
virviri man. / man
amicaamicae vr. / vriendin
aquaaquae vr. / water
cenacenae vr. / avondmaal
curacurae vr. / zorg
curiacuriae vr. / senaatsgebouw
deadeae vr. / godin
dominadominae vr. / meesteres
fabulafabulae vr; / verhaal
familiafamiliae vr. / gezin; personeel
feminafeminae vr. / vrouw
filiafiliae vr. / dochter
formaformae vr. / vorm; schoonheid
portaportae vr. / poort
foliumfolii onz. / blad
forumfori onz. / forum
monumentummonumenti onz. / gedenkteken; monument
oppidumoppidi onz. / stad
periculumpericuli onz. / gevaar
poculumpoculi onz. / beker
remediumremedii onz. / geneesmiddel
verbumverbi onz. / woord
vinumvini onz. / wijn
anxiusanxia, anxium / angstig; bezorgd
apertusaperta, apertum / open
fessusfessa, fessum / vermoeid
frigidusfrigida, frigidum / koud; koel
GraecusGraeca, Graecum / Grieks
latuslata, latum / breed; uitgestrekt
longuslonga, longum / lang
magnusmagna, magnum / groot; belangrijk
malusmala, malum / slecht
novusnova, novum / nieuw
RomanusRomana, Romanum / Romeins
verusvera, verum / waar; echt
aegeraegra, aegrum / ziek; lijdend
liberlibera, liberum / vrij
pulcherpulchra, pulchrum / mooi
sacersacra, sacrum / heilig; gewijd
amoramoris man. / liefde
caniscanis man. / hond
civiscivis, man. / burger
comescomitis man. / gezel
equesequitis man. / ruiter; ridder
flosfloris man. / bloem; bloei
fraterfratris man. / broer
homohominis man. / mens
iuvenisiuvenis man. / jongeman
mercatormercatoris man. / koopman
milesmilitis man. / soldaat
parentesparentum man. / ouders
paterpatris man. / vader
senexsenis man / oude man
arborarboris vr. / boom
avisavis vr. / vogel
celeritasceleritatis vr. / snelheid
matermatris vr. / moeder
navisnavis vr. / schip
noxnoctis vr. / nacht
sedessedis vr. / zitplaats; verblijfplaats
urbsurbis vr. / stad
voxvocis vr. / stem; woord
caputcapitis onz. / hoofd; hoofdstuk
carmencarminis onz. / lied
flumenfluminis onz. / rivier
frigusfrigoris onz. / koude
iteritineris onz. / tocht; route
laclactis onz. / melk
onusoneris onz. / last
tempustemporis onz. / tijd
vulnusvulneris onz. / wonde
animalanimalis onz. / levend wezen; dier
maremaris onz. / zee
miliamilium onz. / duizend
moeniamoenium onz. / wallen
atrosatrox, atrox; atrocis / grimmig; verschrikkelijk
audaxaudax, audax; audacis / stoutmoedig
feroxferox, ferox; ferocis / woest; trots
ingensingens, ingens; ingentis / reusachtig
sapienssapiens, sapiens; sapientis / wijs
brevisbrevis, breve; brevis / kort
crudeliscrudelis, crudele; crudelis / wreed
difficilisdifficilis, difficile; difficilis / moeilijk
facilisfacilis, facile; facilis / gemakkelijk
gravisgravis, grave; gravis / zwaar; gezaghebbend
immortalisimmortalis, immortale; immortalis / onstrefelijk
incredibilisincredibilis, incredibile; incredibilis / ongelooflijk
mortalismortalis, moratale; mortalis / sterfelijk
talistalis, tale; talis / zodanig
trististristis, triste; tristis / droevig; onvriendelijk
celerceleris, celere; celeris / snel
divesdives, dives; divitis / rijk
pauperpauper, pauper; pauperis / arm
vetusvetus, vetus; veteris / oud
curruscurrus man. / renwagen
eventuseventus, man. / afloop; voorval
exercitusexercitus man. / leger
metusmetus man. / vrees
portusportus man. / haven
senatussenatus man. / senaat
tumultustumultus man. / tumult; oproer
vultusvultus man. / gezicht; gelaatsuitdrukking
faciesfaciei vr. / gelaat; uitzicht
fidesfidei vr. / trouw; vertrouwen; gegeven woord
resrei vr. / zaak
spesspei vr. / hoop
etvoegwoord / en; ook
-quevoegwoord / en
humushumi vr. / grond
vulgusvulgi onz. / gewone volk
agricolaagricolae man. / boer
nautanautae man. /zeeman
poetapoetae man. / dichter
domusdomus vr. / huis
manusmanus vr. / hand, groep
copiacopiae vr. / grote voorraad; gelegenheid
copiaecopiarum vr. / troepen
litteralitterae vr. / letter
litteraelitterarum vr. / brief; literatuur; cultuur
finisfinis man. / grens; einde; doel
finesfinium man. / gebied
parspartis vr. / deel; kant
partespartium vr. / partij; rol
omnisomnis, omne; omnis / geheel; elk
omnesomnes, omnia; omnium / alle
liberiliberorum man. / kinderen
epulaeepularum vr. / feestmaal
insidiaeinsidiarum vr. / hinderlaag
minaeminarum vr. / bedreigingen
tenebraetenebrarum vr. / duisternis
armaarmorum onz. / wapens
castracastrorum onz. / kamp
cetericeterae, cetera /de overige
cuncticunctae, cuncta / alle...samen
multimultae, multa / veel
paucipaucae, pauca / weinig
maioresmaiorum man. / voorouders
penatespenatium man.huisgoden
precesprecum vr. / smeekbeden
IuppiterIovis man. / Jupiter
turristurris vr. / toren
sitissitis vr. / dorst
TiberisTiberis man. / Tiber
visgeen gen. enk; vr. / kracht; geweld; menigte
hostishostis man. / vijand
famesfamis vr. / honger
passuspas ( = 1,5 meter)
altusalta, altum / hoog; diep
durusdura, durum / hard
iratusirata, iratum / woedend
severussevera, severum / streng
nonontkenning / niet
sedvoegwoord / maar
centumtelwoord / honderd
milletelwoord / duizend
advoorz. + acc. / naar; tot bij
antevoorz. + acc. / voor
apudvoorz. + acc. / bij
circumvoorz. + acc. / rondom
intervoorz. + acc. / tussen; tijdens
pervoorz. + acc. / door; gedurende
postvoorz. + acc. / achter; na
praetervoorz. + acc. / voorbij; behalve
propevoorz. + acc. / nabij
abvoorz. + abl. / van; door
cumvoorz. + abl. / samen met
devoorz. + abl. / van; over; wegens
e(x)voorz. + abl. / uit; vanaf
provoorz. + abl.voor; in de plaats van; overeenkomstig
sinevoorz. + abl. / zonder
invoorz. + acc. / naar; tegen
invoorz. + abl. / in; op
subvoorz. + acc. / tot onder; tegen; tijdens; omstreeks
subvoorz. + abl. / onder
quo?bijwoord / waarheen?
ubi?bijwoord / waar?
asinusasini man. / ezel
locusloci man. / plaats; gelegenheid
amicitiaamicitiae vr. / vriendschap
horahorae vr. / uur
patriapatriae vr; / vaderland
silvasilvae vr. / bos
victoriavictoriae vr. / overwinning
villavillae vr. / landgoed
auxiliumauxilii onz. / hulp
tectumtecti onz. / dak; huis
templumtempli onz. / tempel
laborlaboris man. / inspanning; leed
monsmontis man. / berg
luxlucis vr. / licht
morsmortis vr. / dood
totustota, totum / geheel
amareamo, amavi, amatum / houden van
moneremoneo, monui, monitum / waarschuwen
tegeretego, texi, tectum/ bedekken; beschermen
audireaudio, audivi, auditum / horen; luisteren naar
caperecapio, cepi, captum / nemen; krijgen
essesum, fui, - / zijn; bestaan
possepossum, potui, - / kunnen
ireeo, ii, itum / gaan
ferrefero, tuli, latum / dragen; brengen; meenemen
fierifio, factus sum / worden; gebeuren; gemaakt worden
vellevolo, volui, - / willen
nollenolo, nolui, - / niet willen
mallemalo, malui, - / liever willen
crasbijwoord / morgen
diubijwoord / lange tijd
heribijwoord / gisteren
hodiebijwoord / vandaag
itabijwoord / zo
sanebijwoord / beslist
unde?bijwoord / van waar?
-ne?vraagpartikel / (wordt niet vertaald) ?
nonne?vraagpartikel / toch wel?
num?vraagpartikel / toch niet?
medicusmedici man. / arts
philosophusphilosophi man. / filosoof
lunalunae vr. / maan
pecuniapecuniae vr. / geld
statuastatuae vr. / standbeeld
terraterra vr. / aarde; land
consulconsulis man. / consul
grexgregis man. / kudde
UlixesUlixis man. / Odysseus
aestasaestatis vr. / zomer
iucundusiucunda, iucundum / aangenaam
magnificusmagnifica, magnificum / prachtig
vivusviva, vivum / levend
appropinquareappropinquo, appropinquavi, appropinquatum / naderen
clamareclamo, clamavi, clamatum / roepen
cogitarecogito, cogitavi, cogitatum / nadenken
errareerro, erravi, erratum / dwalen; zich vergissen
festinarefestino, festinavi, festinatum / zich haasten
habitarehabito, habitavi, habitatum / wonen
imperareimpero, imperavi, imperatum / bevelen; opeisen
laborarelaboro, laboravi, laboratum / zwoegen; zich inspannen; lijden
laudarelaudo, laudavi, laudatum / prijzen
liberarelibero, liberavi, liberatum / bevrijden
narrarenarro, narravi, narratum /vertellen
navigarenavigo, navigavi, navigatum / varen
numerarenumero, numeravi, numeratum / tellen
ornareorno, ornavi, ornatum / versieren; in orde brengen
parareparo, paravi, paratum / klaarmaken
portareporto, paravi, paratum / dragen
pugnarepugno, pugnavi, pugnatum / vechten
rogarerogo, rogavi, rogatum / vragen
servareservo, servavi, servatum / bewaren; redden
vocarevoco, vocavi, vocatum / roepen; noemen
apparereappareo, apparui, apparitum / verschijnen
deberedebeo, debui, debitum / moeten; verschuldigd zijn
doceredoceo, docui, doctum / onderrichten
doleredoleo, dolui, dolitum / lijden; betreuren
exercereexerceo, exercui, exercitum / oefenen
florerefloreo, florui, - / bloeien
haberehabeo, habui, habitum / hebben; houden; beschouwen als
iacereiaceo, iacui, / liggen
maereremaereo, maerui, - / treurig zijn (om)
nocerenoceo, nocui, nocitum / schaden
paterepateo, patui, - / openstaan; duidelijk zijn
placereplaceo, placui, placitum / bevallen; behagen
praeberepraebeo, praebui, praebitum / verschaffen
ridererideo, risi, risum / lachen; uitlachen
taceretaceo, tacui, tacitum / zwijgen
tenereteneo, tenui, tentum / houden; vasthouden
terrereterreo, terrui, territum / bang maken
timeretimeo, timui, - / vrezen
valerevaleo, valui, - / gezond zijn; waard zijn; in staat zijn
carperecarpo, carpsi, carptum / plukken
claudereclaudo, clausi, clausum / sluiten
diceredico, dixi, dictum / zeggen; spreken; noemen
discederediscedo, discessi, discessum / uiteengaan; weggaan
divideredivido, divisi, divisum / verdelen
ducereduco, duxi, ductum / leiden; houden voor
fluerefluo, fluxi, fluctum / vloeien
intellegereintellego, intellexi, intellectum / inzien
metueremetuo, metui, metutum / vrezen
mitteremitto, misi, missum / zenden; laten gaan
pascerepasco, pavi, pastum / weiden; voeden
promitterepromitto, promisi, promissum / beloven
scriberescribo, scripsi, scriptum / schrijven
sumeresumo, sumpsi, sumptum/ nemen
traheretraho, traxi, tractum / trekken; rekken
viverevivo, vixi, victum / leven
custodirecustodio, custodivi, custoditum / bewaken
dormiredormio, dormivi, dormitum / slapen
finirefinio, finivi, finitum / beëindigen; begrenzen
impedireimpedio, impedivi, impeditum / belemmeren
muniremunio, munivi, munitum / versterken; beschermen
nescirenescio, nescivi, nescitum / niet weten
scirescio, scivi, scitum / weten
sepeliresepelio, sepelivi sepultum / begraven
servire+ datief servio, servivi, servitum / slaaf zijn; dienen
venirevenio, veni, ventum / komen
cuperecupio, cupivi, cupitum / begeren
facerefacio, feci, factum / maken; doen
fugerefugio, fugi - / vluchten
rapererapio, rapui, raptum /grijpen roven; meesleuren
saperesapio, sapivi, - / smaken; wijs zijn
-spicerespicio, -spexi, - spectum / -kijken
conspicereconspicio, conspexi, conspectum / bemerken
interficereinterficio, interfeci, interfectum / doden
abesseabsum, afui, - / afwezig zijn; verwijderd zijn
adesseadsum / aanwezig zijn; bijstaan
superessesupersum, superfui, - / overblijven
abireabeo, abii, abitum / weggaan
adireadeo, adii, aditum / gaan naar; bezoeken
exireexeo, exii, exitum / buitengaan; eindigen
inireineo, inii, initum / binnengaan; beginnen
praeterirepraetereo / voorbijgaan
redireredeo, redii, reditum / terugkeren
adferreadfero, attuli, allatum / aanbrengen
auferreaufero, abstuli, ablatum / wegnemen
offerreoffero, obtuli, oblatum / aanbieden
transferretransfero, transtuli, translatum / overbrengen
citobijwoord / gauw
cottidiebijwoord / dagelijks
curbijwoord / waarom
hicbijwoord / hier
illicbijwoord / daar
longebijwoord / ver; verreweg
nuncbijwoord / nu
nunc...nuncbijwoord / nu eens....dan weer...
saepebijwoord / dikwijls
subitobijwoord / plotseling
canerecano / zingen; bezingen
aliterbijwoord / anders
benebijwoord / goed
maximebijwoord / zeer; het meest
multumbijwoord / veel
iacereiacio / werpen
egopersoonlijk voornaamwoord / ik
tupersoonlijk voornaamwoord / jij
(se)persoonlijk voornaamwoord / zich
is, ea, idpersoonlijk voornaamwoord / hij; zij; het
nospersoonlijk voornaamwoord / wij
vospersoonlijk voornaamwoord / jullie
ii, eae, eapersoonlijk voornaamwoord / zij
meusmea, meum / mijn
tuustua, tuum / jouw
suussua, suum / zijn, haar, hun
eius(= gen. enk. van is, ea, id)zijn, haar
nosternostra, nostrum / ons, onze
vestervestra, vestrum / jullie
eorum, earum(= gen. mv. van is, ea, id) / hun
dolusdoli man. / list
ludusludi, man. / spel; school
viaviae vr; / weg
bellumbelli onz. / oorlog
muliermulieris vr. / vrouw
laetuslaeta, laetum / vrolijk; er goed uitziend
invitareinvito / uitnodigen
monstraremonstro / tonen
viderevideo / zien
domibijwoord / thuis
semperbijwoord / altijd
ac of atquevoegwoord / en
cumvoegwoord / toen, wanneer
dum+ ind. praes. voegwoord / terwijl
unusuna, unum / een
primusprima, primum / eerste
epistulaepistulae vr. / brief
appelareappelo, appelavi, appelatum / aanspreken; noemen
abdereabdo, abdidi, abditum / verbergen
addereaddo, addidi, additum / toevoegen
agereago, egi actum / drijven; zich bezighouden met
caderecado, cecidi , casum / vallen
colerecolo colui, cultum / bebouwen; bewonen; vereren
crederecredo, credidi, creditum / geloven; vertrouwen; toevertrouwen
currerecurro, cucurri, cursum / rennen
descenderedescendo, descendi, descensum / afdalen
legerelego legi lectum / lezen; kiezen; verzamelen
ponerepono, posui, positum / plaatsen; neerleggen
quaererequaero, quaesivi, qaesitum / zoeken; vragen
redderereddo, reddidi redditum / teruggeven; maken tot
relinquererelinquo, reliqui, relictum / achterlaten; verlaten
vincerevinco, vici victum / overwinnen; overtreffen
cogerecogo, coegi, coactum / bijeenbrengen; dwingen
deponeredepono, deposui, depositum / neerleggen
occurrereoccurro, occurri, occursum / tegemoet lopen; opkomen bij
incipereincipio, incepi, inceptum / beginnen
daredo, dedi, datum / geven
intrareintro, intravi, intratum / binnengaan
staresto, steti, statum / staan; blijven staan
invidereinvideo, invidi, invisum / benijden; misgunnen
iubereiubeo, iussi, iussum / bevelen
maneremaneo mansi, mansum / blijven
sederesedeo, sedi, sessum / zitten; vastzitten
reperirereperio repperi, repertum / vinden; te weten komen
sentiresentio, sensi, sensum / voelen; merken; menen
abicereabicio, abieci, abiectum / wegwerpen; neerwerpen
effugereeffugio, effugi, - /wegvluchten
eripereeripio, eripui , ereptum / ontrukken
TroianusTroiana, Troianum / Trojaans
olimbijwoord / destijds; later
ventusventi man. / wind
puellapuellae vr. / meisje
caelumcaeli onz. / hemel
maestusmaesta, maestum / treurig
exspectareexspecto, exspectavi exspectatum / afwachten; verwachten
necareneco, necavi, necatum / vermoorden
flerefleo, flevi, fletum / wenen; bewenen
respondererespondeo, respondi responsum / antwoorden; beantwoorden
gratias ageregratias ago, / bedanken
desineredesino, desii, desitum / ophouden
solveresolvo, solvi, solutum / losmaken; ontbinden; betalen
quis?vragend vnw. / wie?
quid?vragend vnw. / wat? waarom?
deindebijwoord / vervolgens
primumbijwoord / eerst; voor het eerst
statimbijwoord / dadelijk
tambijwoord / zo; zozeer
tandembijwoord / eindelijk
tantumbijwoord / zoveel; slechts
tumbijwoord / toen; op dat ogenblik
atvoegwoord / maar
autemvoegwoord / maar
enimvoegwoord / want
itaquevoegwoord / daarom; en zo
necvoegwoord / en niet; ook niet
quodvoegwoord / dat; omdat
araarae vr. / altaar
oraculumoraculum onz. / orakel
sacerdossacerdotis man. of vr. / priester(es)
vatesvatis man. / waarzegger; dichter
condiciocondicionis vr. / voorwaarde
lituslitoris onz. / kust
aeternusaeterna, aeternum / eeuwig
invitusinvita, invitum / tegenmijn/jouw zin
mirusmira, mirum / wonderbaar
orareoro, oravi oratum / smeken
cederecedo, cessi, cessum / wijken
arcesserearcesso, arcessivi arcessitum / ontbieden
exigereexigo, exegi, exactum / uitdrijven; eisen; voltooien
primobijwoord / eerst; voor het eerst
deleredeleo, delevi, deletum vernielen
obsidereobsideo, obsedi, obsessum / belegeren; bezet houden
biberebibo, bibi - / drinken
ignisignis man. / vuur
praemiumpraemii onz. / beloning
moveremoveo, movi motum / bewegen; beïnvloeden
removereremoveo, removi, remotum / verwijderen
hastahastae, vr. / lans
insulainsulae vr. / eiland
signumsigni onz. / teken; veldteken; beeld
arxarcis vr. / burcht
mediusmedia, medium / middelste; het midden van
optimusoptima, optimum / zeer goed; beste
solussola, solum / alleen; eenzaam
tacitustacita, tacitum / zwijgend; verzwegen
diffiderediffido / wantrouwen
tangeretango, tetigi, tactum / aanraken; bereiken; treffen
invenireinvenio, inveni, inventum / vinden; ontdekken
adspicereadspicio, adspexi, adspectum / aankijken
inquitinquit / zegt hij; zei hij
domumbijwoord / naar huis
iambijwoord / al; dadelijk
ibibijwoord / daar
nihilonbepaald voornaamwoord / niets
numquambijwoord / nooit
sicbijwoord / zo
unabijwoord / samen
campuscampi man. / vlakte
moramorae vr. / oponthoud; uitstel
rumorromoris man. / gerucht
serpensserpentis man. of vr. / slang
venterventris man. / buik
molesmassa; moeite
horridusruig; huiveringwekkend
nullusnulla, nullum / geen
saevussaeva, saevum / woest; wreed
aedificareaedifico, aedificavi, aedificatum / bouwen
celarecelo, celavi celatum / verbergen
celebrarecelebro, celebravi, celebratum / druk bezoeken; vieren
occupareoccupo, occupavi, occupatum / bezetten
laterelateo / verborgen zijn
concurrereconcurro, concurri, concursum / te hoop lopen; slaags raken
incendereincendo incendi, incensum / in brand steken
patefacerepatefacio, patefeci, patefactum / openmaken; openbaar maken
contravoorzetsel + acc. / tegenover
frustrabijwoord / tevergeefs
undiquebijwoord / van overal; aan alle kanten
duotelwoord / twee
secundussecunda, secundum / tweede; gunstig
paenebijwoord / bijna
geminigeminorum man. / tweeling
pastorpastoris man. / herder
regioregionis vr. / streek
opusoperis onz. / werk
equitatusequitatus man. / ruiterij
adiuvareadiuvo, adiuvi, adiutum / helpen
certarecerto, certavi, certatum / strijden; kampen
explorareexploro, exploravi, exploratum / onderzoeken
volarevolo, volavi, volatum / vliegen
conderecondo, condidi, conditum / stichten; opbergen
fallerefallo, fefelli falsum / misleiden; ontgaan
invadereinvado, invasi, invasum / binnendringen; aanvallen
premerepremo, pressi, pressum / drukken; neerdrukken
parcereparco, peperci, - /sparen
aperireaperio, aperui, apertum / openen; onthullen
convenireconvenio, conveni, conventum / samenkomen; overeenkomen
perficereperficio, perfeci, perfectum / voltooien
sivoegwoord / indien
ubivoegwoord / wanneer; toen
cibuscibi, man. / voedsel
oculusoculi man. / oog
vitavitae vr. / leven
saxumsaxi onz. / rotsblok
clamorclamoris man. / geroep
dolordoloris man. / pijn; verdriet
errorerroris man. / zwerftocht; vergissing
mensmentis vr. / geest; verstand
nomennominis onz. / naam
exitusexitus man. / uitgang; afloop
insanusinsana, insanum / krankzinnig
sanussana, sanum / gezond
infelixinfelix, infelix; infelicis / ongelukkig
temptaretempto, temptavi, temptatum / beproeven
vulnerarevulnero, vulneravi , vulneratum / verwonden
haurirehaurio hausi, haustum / leegscheppen; verzwelgen
nemoonbepaald voornaamwoord / niemand
fortassebijwoord / misschien
fortebijwoord / toevallig
gaudiumgaudii onz. / vreugde
cruorcruoris man. / bloed
fronsfrontis vr. / voorhoofd; voorkant
caecuscaeca, caecum / blind
ultimusultima, ultimum / laatste
amensamens, amens; amentis / uitzinnig
caverecaveo, cavi, cautum / oppassen voor
implereimpleo, implevi, impletum / vullen
accidereaccidit, accidit, - / gebeuren
opprimereopprimo, oppressi, oppressum / neerdrukken
tolleretollo, sustuli, sublatum / opheffen; wegnemen
pervenirepervenio, perveni, perventum / geraken tot
corriperecorripio, corripui, correptum / vastgrijpen; meeslepen
percuterepercutio, percussi, percussum / doorsteken
donecvoegwoord / totdat; zolang als
namvoegwoord / want
uxoruxoris, vr. / echtgenote
reducerereduco, reduxi, reductum / terugbrengen
rexregis man. / koning
tempestastempestatis vr. / tijd; storm
excitareexcito, excitavi, excitatum / opwekken
interrogareinterrogo, interrogavi, interrogatum / vragen; ondervragen
incitareincito, incitavi, incitatum / aanvuren
vexarevexo, vexavi, vexatum / kwellen; teisteren
complerecompleo, complevi, completum / vullen; vervullen
circumvenirecircumvenio, circumveni, circumventum / omsingelen
accipereaccipio, accepi, acceptum / ontvangen; vernemen
neglegereneglego, neglexi, neglectum / verwaarlozen
pellerepello, pepuli, pulsum / verdrijven
quoniamvoegwoord / aangezien
coepissecoepi / begonnen zijn
meminissememini / zich herinneren
novissenovi / kennen
odisseodi / haten
colliscollis man. / heuvel
imperatorimperatoris man. / opperbevelhebber
subigeresubigo, subegi, subactum / onderwerpen; dwingen
quando?bijwoord / wanneer?
properarepropero, properavi, properatum / zich haasten; bespoedigen
considereconsideo, consedi, consessum / gaan zitten; zich vestigen
crescerecresco, crevi, cretum / groeien
ostendereostendo, ostendi, ostentum / tonen
surgeresurgo, surrexi, surrectum / opstaan
venderevendo, vendidi, venditum / verkopen
nuntiusnuntii man. / bode; bericht
somniumsomnii onz. / droom
casuscasus man. / val; voorval
imminereimmineo, / hangen boven; bedreigen
caederecaedo, cecidi caesum / hakken; doden
occidereoccido occidi, occisum / vellen; doden
non iambijwoord / niet meer
fugafugae vr./ vlucht
matrimoniummatrimonii onz. / huwelijk
velumveli onz. / zeil; sluier
classisclassis vr. / vloot
imagoimaginis vr. / beeld
salussaltuis vr. / welzijn; redding
conspectusconspectus man. / zicht
alienusaliena, alienum / andermans; vreemd
aliusalia, aliud / (een) andere
placidusplacida, placidum / vredig; kalm
salvussalva, salvum / behouden
variusvaria, varium / afwisselend
favere+ dat faveo, favi, fautum / begunstigen
consulereconsulo, consului, consultum / raadplegen; beraadslagen
decederedecedo, decessi, decessum / weggaan
desereredesero, deserui, desertum / verlaten
statuerestatuo, statui, statutum / plaatsen; vaststellen; beslissen
diriperediripio, diripui, direptum / verscheuren;plunderen
post of posteabijwoord / later
postquamvoegwoord / nadat
trestelwoord / drie
tertiustertia, tertium / derde
potenspotens, potens; potentis / machtig
salutaresaluto, salutavi, salutatum / groeten
lupalupae vr. / wolvin
aedificiumaedificii onz. / gebouw
coniunxconiugis vr. / echtgenoot; echtgenote
custoscustodis man. / bewaker
densdentis man. / tand
hospeshospitis man. / gastheer; gast
gensgentis vr. / geslacht;volksstam
lapislapidis man. / steen
lumenluminis onz; / licht
solsolis man. / zon
virtusvirtutis vr. / kwaliteit; dapperheid
vehemensvehemens, vehemens; vehementis / heftig; energiek
timortimoris man. / vrees
agitareagito, agitavi, agitatum / opjagen; zich bezig houden met.
ararearo aravi, aratum / ploegen
desperaredespero, desperavi, desperatum / wanhopen
oppugnareoppugno, oppugnavi oppugnatum / bestormen
vigilarevigilo, vigilavi, vigilatum / waken
admonereadmoneo, admonui, admonitum / wijzen op; waarschuwen
ardereardo, arsi, - /branden
continerecontineo, continui, contentum / bijeenhouden; omgeven
alerealo, alui, altum / voeden
confidereconfido / vertrouwen
ludereludo, lusi, lusum / spelen; spotten met
quiescerequiesco, quievi, quietum / rusten
recedererecedo, recessi, recessum / zich terugtrekken
tenderetendo, tetendi, tentum / spannen; uitstrekken; streven naar
respicererespicio, respexi, respectum / omkijken; rekening houden met
prodesseprosum, profui, - /nuttig zijn
proculbijwoord / ver; van ver
lingualinguae vr. / tong; taal
riparipae vr. / oever
vinculumvinculi onz. / band; boei
parvusparva, parvum / klein
plenusplena, plenum vol
proximusproxima, proximum / dichtstbij; verwant
regiusregia, regium / koninklijk
siccussicca, siccum / droog
lavarelavo, lavi, lautum / wassen
mutaremuto, mutavi, mutatum / veranderen; verwisselen
haererehaereo, haesi, haesum / vastzitten (aan)
educereeduco, eduxi, eductum / naar buiten brengen; grootbrengen
funderefundo, fudi, fusum / gieten; uiteenjagen
effundereeffundo, effudi, effusum / uitgieten; verspreiden
imponereimpono, imposui, impositum / opleggen; plaatsen in
mergeremergo, mersi, mersum / onderdompelen
conicereconicio, conieci, coniectum / werpen; gissen
proicereproicio, proieci, proiectum / wegwerpen
supervoorzetsel + acc. / boven; aangaande
immobijwoord / integendeel; sterker nog
nuperbijwoord / onlangs
quamquamvoegwoord / hoewel
legatuslegati, man. / gezant; opperbevelhebber
maritusmariti man. / echtgenoot
numerusnumeri man. / getal; aantal
sonussoni man. / klank
causacausae vr. / oorzaak; rede; proces
iniuriainiuriae vr. / onrecht
rotarotae vr. / wiel
proeliumproelii onz. / veldslag
silentiumsilentii onz. / stilte
spectaculumspectaculi onz./ schouwspel
telumteli onz. / aanvalswapen; projectiel
civitascivitatis vr. / gemeenschap; burgerrecht
sororsororis vr. / zus
virgovirginis vr. / maagd; meisje
foedusfoederis onz. / verdrag
vicinusvicina, vicinum / naburig
complurescomplures, compluria; complurium / meerdere
iungereiungo, iunxi iunctum / verbinden
intendereintendo intendi intentum / spannen; richten naar
peterepeto, petivi, petitum / streven naar; vragen; gaan naar; aanvallen
rumpererumpo, rupi , ruptum / breken
visereviso, visi, - / bezoeken
recipererecipio, recepi, receptum / ontvangen
hincbijwoord / van hier; hierdoor
hinc...hincabijwoord / an de ene kant... aan de andere kant
ideobijwoord / daarom
imprimisbijwoord / vooral
nusquambijwoord / nergens
nisivoegwoord / indien niet; tenzij
verovoegwoord / inderdaad; maar
somnussomni man. / slaap
tyrannustyranni man. / tiran
feraferae vr; / wild dier
flammaflammae, vr. / vlam
theatrumtheatri onz. / theater
arsartis vr. / vaardigheid; kunst
expugnareexpugno, expugnavi, expugnatum / veroveren
nominarenomino, nominavi, nominatum / noemen; benoemen
occultareocculto, occultavi, occultatum / verbergen
renovarerenovo, renovavi, renovatum / vernieuwen
postularepostulo, postulavi, postulatum / eisen
gauderegaudeo / blij zijn
expellereexpello, expuli, expulsum / verdrijven
vincirevincio, vinxi, vinctum / binden; boeien
omninobijwoord / helemaal
quattuortelwoord / vier
quartusa, um / vierde
hortarihortor hortatus sum / aansporen
vererivereor veritus sum / vrezen; ontzag hebben voor
sequisequor secutus sum / volgen; najagen
largirilargior largitus sum / rijkelijk schenken
patipatior passus sum / verdragen; dulden
culpaculpae vr. / schuld
victorvictoris man. / overwinnaar
plebsplebis vr. / de plebejers; volk
conariconor / proberen
morarimoror, moratus sum / treuzelen; ophouden
precariprecor precatus sum / bidden; smeken
faterifateor fassus sum / bekennen
polliceripolliceor pollicitus sum / beloven
irasciirascor - / boos worden
loquiloquor locutus sum / spreken; noemen
nitinitor nisus of nixus sum / steunen op; zich inspannen
proficisciproficiscor profectus sum / vertrekken
expeririexperior expertus sum / beproeven; ondervinden
oririorior ortus sum / ontstaan; opkomen
-gredi-gredior -gressus sum-gaan
morimorior mortuus sum sterven
interdumbijwoord / soms
poenapoenae vr. / straf; boete
paxpacis vr. / vrede
senatorsenatoris man. / senator
admirariadmiror admiratus sum / zich verwonderen; bewonderen
comitaricomitor comitatus sum / vergezellen
imitariimitor imitatus sum / navolgen
confitericonfiteor confessus sum / bekennen
mererimereor meritus sum / verdienen; zich verdienstelijk maken
complecticomplector complexus sum omarmen; begrijpen
frui+ ablatief fruor fructus sum / genieten van
nascinascor natus sum / geboren worden
oblivisci+ genitief obliviscor oblitus sum / vergeten
queriqueor questus sum / klagen
uti+ ablatief utor usus sum / gebruiken; beschikken over
potiri+ ablatief potior potitus sum / bemachtigen; beheersen
aggrediaggredior agressus sum / ondernemen; aanvallen
ingrediingredior ingressus sum / binnengaan; beginnen
progrediprogredior progressus sum / verdergaan
regiaregiae vr. / paleis
reginareginae vr. / koningin
servaservae vr. / slavin
vestisvestis vr. / kledij
ictusictus man. / slag
alteraltera alterum / de andere
publicusa, um / officieel; openbaar
perseverarepersevero, perseveravi, perseveratum / volharden
vetareveto, vetui, vetitum / verbieden
vertereverto, verti, versum / omkeren; veranderen in
avertereaverto, averti, aversum / afwenden; ontvreemden
exstinguereexstinguo, exstinxi, exstinctum / uitdoven; vernietigen
fingerefingo, finxi, fictum / vormen; verzinnen
laederelaedo, laesi, laesum / kwetsen; beledigen
etiambijwoord / ook; zelfs; nog
moxbijwoord / weldra
profectobijwoord / beslist
spontebijwoord / spontaan
quiavoegwoord / omdat
praedapraedae vr. / buit; prooi
secareseco, secui, sectum / snijden; doorsnijden
hichaec, hoc; huius / deze; dit
isteista, istud; istius / die; dat
illeilla, illud; illius / die; dat
isea, id; eius / die, dat
idemeadem, idem; eiusdem / dezelfde; hetzelfde
idem ac of atquedezelfde; hetzelfde als
ipseipsa, ipsum; ipsius / zelf; precies
contemnerecontemno, contempsi, contemptum / minachten
audaciaaudaciae vr. / lef
exemplumexempli onz. / voorbeeld
exitiumexitii onz. / ondergang
scelussceleris onz. / misdaad
reditusreditus man. / terugkeer
aciesaciei vr. / scherpte; slagorde
clarusclara clarum / helder; beroemd
suaderesuadeo, suasi suasum / aanraden
persuaderepersuadeo, persuasi, persuasum / overtuigen; overhalen
quinquetelwoord / vijf
quintusquinta, quintum / vijfde
timidustimida, timidum / vreesachtig
crearecreo, creavi, creatum / scheppen; kiezen tot
essesum, fui / zijn
fierifio, factus sum / worden
viderivideor , visus sum / schijnen
maneremaneo, mansi, mansum / blijven
appellariappellor appellatus sum / genoemd worden; heten
nominarinominor, nominatus sum / genoemd worden; heten
vocarivocor, vocatus sum / genoemd worden; heten
dicidicor , dictus sum / genoemd worden; heten
haberihabeor habitus sum / beschouwd worden als
dictatordicatoris man. / dictator
princepsprincipis man. /voornaamste; keizer
oratioorationis vr. / redevoering
incolumisincolumis, incolume; incolumis / ongedeerd
edereedo, edidi, editum / voortbrengen; uitgeven
repetererepeto, repetivi, repetitum / teruggaan naar; terugvragen; herhalen
humanushumana, humanum / menselijk
inhumanusinhumana, inhumanum / onmenselijk
quoquebijwoord / ook
taurustauri man. / stier
pespedis man. / voet
audereaudeo, ausus sum / durven
fulgerefulgeo, fulsi, - / schitteren; bliksemen
deniquebijwoord / ten slotte
tergumtergi onz. / rug
osoris onz. / mond; gelaat
saltussaltus man. / bergwoud; bergpas
egregiusegregia, egregium / uitstekend
fidusfida, fidum / trouw
mitismitis, mite; mitis / zacht
suspicarisuspicor suspicatus sum / vermoeden; verdenken
misceremisceo, miscui, mixtum / vermengen; verwarren
sterneresterno, stravi, stratum / neerleggen; uitspreiden; bedekken
quidembijwoord / weliswaar; tenminste; meer bepaald
vixbijwoord / nauwelijks
velutvoegwoord / zoals; alsof; als het ware
quiquae, quod; cuius / die, dat
quicumquequaecumque, quodcumque; cuiuscumque / al wie, al wat; elke... die, elke ... dat
quisquis-, quidquid / al wie, al wat
quis?quae?, quid?; cuius? / wie? wat?
pugnapugnae, vr. / gevecht
impetusimpetus man. / aanval, opwelling
umbraumbrae vr. / schaduw
divitiaedivitiarum / rijkdom
astrumastri onz. / ster
vestigiumvestigii onz. / spoor
centuriocenturionis man. / honderdman
fonsfontis man. / bron
imberimbris man. / regenbui
mosmoris man. / gewoonte; zede
odorodoris man. / geur
pecuspecoris onz. / vee
antiquusantiqua, antiquum / oud
superaresupero, superavi, superatum / overwinnen; overtreffen
commoverecommoveo, commovi commotum / hevig bewegen; diepe indruk maken
lugerelugeo, luxi, luctum / rouwen; betreuren
succederesuccedo, successi, successum / gaan onder; opvolgen; aflopen
mentirimentior, mentitus sum / liegen
transiretranseo, transii, transitum / oversteken
consiliumconsilii onz. / beraadslaging; raad; plan
dexterdextra, dextrum / rechts
par+ dat. par, par; paris / gelijk aan; opgewassen tegen
ergobijwoord / dus
dextradextrae vr. / rechterhand
lacrimalacrimae vr. / traan
turbaturbae vr. / verwarring; massa
stipendiumstipendii onz. / belasting; soldij; legerdienst
minariminor, minatus sum / bedreigen
accendereaccendo accendi, accensum / in brand steken
sisteresisto, stiti, sistum / doen staan; gaan staan
consistereconsisto, constiti, - /halt houden; bestaan uit
constituereconstituo, constitui, constitutum / opstellen; vaststellen; beslissen
dimitteredimitto, dimisi, dimissum / wegzenden; laten gaan
quivisqauevis, quidvis/quodvis, cuiusvis / om het even wie; om het even wat; om het even welke
ferebijwoord / bijna; meestal
hucbijwoord / hierheen
simulbijwoord / tegelijk
priusquamvoegwoord / alvorens
extra+ acc. voorzetsel / buiten
intra+ acc. voorzetsel / binnen
iuxta+ acc. voorzetsel / naast
sextelwoord / zes
sextussexta, sextum / zesde
constareconsto, constiti, - / vaststaan; bestaan uit; kosten
putareputo, putavi, putatum / menen
mundusmundi, man. / wereld
carcercarceris man. / kerker
legiolegionis vr. / legioen
oratororatoris man. / redenaar
ververis onz. / lente
captivuscaptiva, captivum / gevangen
turbareturbo, turbavi, turbatum / in verwarring brengen
arbitrariarbitror, arbitratus sum / menen
laetarilaetor, laetatus sum /vrolijk zijn
censerecenseo, censui censum / van oordeel zijn; beslissen
oportereoportet, oportuit / het behoort
evadereevado, evasi evasum / ontkomen; uitlopen
sineresino, sivi, situm laten gebeuren
deciperedecipio, decepi, deceptum / misleiden
iurareiuro, iuravi, iuratum / zweren
modusmodi man./ wijze; maat
superbiasuperbiae vr. / trots
iugumiugi onz. / juk; bergkam
deditiodeditionis vr. / overgave
aditusaditus man. / toegang
gemitusgemitus man. / gezucht
aequusaequae, aequum / gelijk; billijk
honestushonesta, honestum / achtbaar; hoogstaand
paratusparata, paratum / bereid
singulisingulae, singula / één voor één; afzonderlijk
summussumma, summum / hoogste; de top van
tutustuta, tutum / veilig
armarearmo armavi, armatum / bewapenen
intueriintuor, intuitus sum / bekijken
demitteredemitto, demisi demissum / laten vallen
traderetrado, tradidi, traditum / overhandigen; toevertrouwen; uitleveren
conficereconficio, confeci, confectum / afmaken
subiresubeo, subii, subitum / naderen; opvolgen; ondergaan
ne ... quidembijwoord / zelfs niet
nondumbijwoord / nog niet
postremobijwoord / ten slotte
qua?bijwoord / waarlangs?
autvoegwoord / of
animusanimi man. / geest; gemoed; moed
curarecuro, curavi, curatum / zorgen voor
speraresperavi, speratum / hopen
traduceretraduco traduxi, traductum / brengen over
traiceretraicio, traieci, traiectum / brengen over; oversteken; doorboren
trans
voorzetsel + acc. / over
capilluscapilli man. / haar
ramusrami man. / tak
miseriamiseriae vr; / ellende
philosophiaphilosophiae, vr. / filosofie
ponspontis man. / brug
barbarusbarbara, barbarum / onbeschaafd
lentuslenta, lentum / traag
situssita, situm / gelegen
subitussubita, subitum / plotseling
soleresoleo solitus sum / gewoon zijn
deligeredeligo, delegi delectum / uitkiezen
iterumbijwoord / opnieuw
consciusconscia, conscium / medeplichtig; bewust
posteruspostera, posterum / volgende
integerintegra, integrum / ongeschonden
collocarecollocavi, collocatum / plaatsen
mirarimiror, miratus sum / bewonderen; zich verwonderen
agnoscereagnosco / erkennen; bekennen
incidereincido, incidi ,(incasum) / vallen op; voorvallen
irrumpereirrumpo, irrupi, irruptum / binnendringen
minuereminuo, minui, minutum / verminderen
reponererepono, reposui, repositum / terugplaatsen
rursusbijwoord / opnieuw