Voc. II. Transitus (totaal)

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

avusavi man. / grootvader
puerpueri man. / jongen
liberlibri man. / boek
rosarosae vrouw. / roos
donumdoni onz. / geschenk
bonusbona, bonum /goed
misermisera, miserum / ongelukkig
nigernigra, nigrum / zwart
duxducis man. / aanvoerder
corpuscorporis onz. / lichaam
felixfelix, felix; felicis / gelukkig
fortisfortis, forte; fortis / dapper; sterk
aceracris, acre; acris / hevig
fructusfructus man. / vrucht
cornucornus onz. / hoorn; legerflank
diesdiei man. of vrouw / dag
amicusamici man. / vriend
annusanni man. / jaar
deusdei man. / god
dominusdomini man. / meester
equusequi man. / paard
filiusfilii man. / zoon
gladiusgladii man. / zwaard
murusmuri man. / muur
populuspopuli man. / volk
servusservi man. / slaaf
ageragri man. / veld
magistermagistri man. / leermeester
minsterministri man. / dienaar; handlanger
virviri man. / man
amicaamicae vr. / vriendin
aquaaquae vr. / water
cenacenae vr. / avondmaal
curacurae vr. / zorg
curiacuriae vr. / senaatsgebouw
deadeae vr. / godin
dominadominae vr. / meesteres
fabulafabulae vr; / verhaal
familiafamiliae vr. / gezin; personeel
feminafeminae vr. / vrouw
filiafiliae vr. / dochter
formaformae vr. / vorm; schoonheid
portaportae vr. / poort
foliumfolii onz. / blad
forumfori onz. / forum
monumentummonumenti onz. / gedenkteken; monument
oppidumoppidi onz. / stad
periculumpericuli onz. / gevaar
poculumpoculi onz. / beker
remediumremedii onz. / geneesmiddel
verbumverbi onz. / woord
vinumvini onz. / wijn
anxiusanxia, anxium / angstig; bezorgd
apertusaperta, apertum / open
fessusfessa, fessum / vermoeid
frigidusfrigida, frigidum / koud; koel
GraecusGraeca, Graecum / Grieks
latuslata, latum / breed; uitgestrekt
longuslonga, longum / lang
magnusmagna, magnum / groot; belangrijk
malusmala, malum / slecht
novusnova, novum / nieuw
RomanusRomana, Romanum / Romeins
verusvera, verum / waar; echt
aegeraegra, aegrum / ziek; lijdend
liberlibera, liberum / vrij
pulcherpulchra, pulchrum / mooi
sacersacra, sacrum / heilig; gewijd
amoramoris man. / liefde
caniscanis man. / hond
civiscivis, man. / burger
comescomitis man. / gezel
equesequitis man. / ruiter; ridder
flosfloris man. / bloem; bloei
fraterfratris man. / broer
homohominis man. / mens
iuvenisiuvenis man. / jongeman
mercatormercatoris man. / koopman
milesmilitis man. / soldaat
parentesparentum man. / ouders
paterpatris man. / vader
senexsenis man / oude man
arborarboris vr. / boom
avisavis vr. / vogel
celeritasceleritatis vr. / snelheid
matermatris vr. / moeder
navisnavis vr. / schip
noxnoctis vr. / nacht
sedessedis vr. / zitplaats; verblijfplaats
urbsurbis vr. / stad
voxvocis vr. / stem; woord
caputcapitis onz. / hoofd; hoofdstuk
carmencarminis onz. / lied
flumenfluminis onz. / rivier
frigusfrigoris onz. / koude
iteritineris onz. / tocht; route
laclactis onz. / melk
onusoneris onz. / last
tempustemporis onz. / tijd
vulnusvulneris onz. / wonde
animalanimalis onz. / levend wezen; dier
maremaris onz. / zee
miliamilium onz. / duizend
moeniamoenium onz. / wallen
atrosatrox, atrox; atrocis / grimmig; verschrikkelijk
audaxaudax, audax; audacis / stoutmoedig
feroxferox, ferox; ferocis / woest; trots
ingensingens, ingens; ingentis / reusachtig
sapienssapiens, sapiens; sapientis / wijs
brevisbrevis, breve; brevis / kort
crudeliscrudelis, crudele; crudelis / wreed
difficilisdifficilis, difficile; difficilis / moeilijk
facilisfacilis, facile; facilis / gemakkelijk
gravisgravis, grave; gravis / zwaar; gezaghebbend
immortalisimmortalis, immortale; immortalis / onstrefelijk
incredibilisincredibilis, incredibile; incredibilis / ongelooflijk
mortalismortalis, moratale; mortalis / sterfelijk
talistalis, tale; talis / zodanig
trististristis, triste; tristis / droevig; onvriendelijk
celerceleris, celere; celeris / snel
divesdives, dives; divitis / rijk
pauperpauper, pauper; pauperis / arm
vetusvetus, vetus; veteris / oud
curruscurrus man. / renwagen
eventuseventus, man. / afloop; voorval
exercitusexercitus man. / leger
metusmetus man. / vrees
portusportus man. / haven
senatussenatus man. / senaat
tumultustumultus man. / tumult; oproer
vultusvultus man. / gezicht; gelaatsuitdrukking
faciesfaciei vr. / gelaat; uitzicht
fidesfidei vr. / trouw; vertrouwen; gegeven woord
resrei vr. / zaak
spesspei vr. / hoop
etvoegwoord / en; ook
-quevoegwoord / en
humushumi vr. / grond
vulgusvulgi onz. / gewone volk
agricolaagricolae man. / boer
nautanautae man. /zeeman
poetapoetae man. / dichter
domusdomus vr. / huis
manusmanus vr. / hand, groep
copiacopiae vr. / grote voorraad; gelegenheid
copiaecopiarum vr. / troepen
litteralitterae vr. / letter
litteraelitterarum vr. / brief; literatuur; cultuur
finisfinis man. / grens; einde; doel
finesfinium man. / gebied
parspartis vr. / deel; kant
partespartium vr. / partij; rol
omnisomnis, omne; omnis / geheel; elk
omnesomnes, omnia; omnium / alle
liberiliberorum man. / kinderen
epulaeepularum vr. / feestmaal
insidiaeinsidiarum vr. / hinderlaag
minaeminarum vr. / bedreigingen
tenebraetenebrarum vr. / duisternis
armaarmorum onz. / wapens
castracastrorum onz. / kamp
cetericeterae, cetera /de overige
cuncticunctae, cuncta / alle...samen
multimultae, multa / veel
paucipaucae, pauca / weinig
maioresmaiorum man. / voorouders
penatespenatium man.huisgoden
precesprecum vr. / smeekbeden
IuppiterIovis man. / Jupiter
turristurris vr. / toren
sitissitis vr. / dorst
TiberisTiberis man. / Tiber
visgeen gen. enk; vr. / kracht; geweld; menigte
hostishostis man. / vijand
famesfamis vr. / honger
passuspas ( = 1,5 meter)
altusalta, altum / hoog; diep
durusdura, durum / hard
iratusirata, iratum / woedend
severussevera, severum / streng
nonontkenning / niet
sedvoegwoord / maar
centumtelwoord / honderd
milletelwoord / duizend
advoorz. + acc. / naar; tot bij
antevoorz. + acc. / voor
apudvoorz. + acc. / bij
circumvoorz. + acc. / rondom
intervoorz. + acc. / tussen; tijdens
pervoorz. + acc. / door; gedurende
postvoorz. + acc. / achter; na
praetervoorz. + acc. / voorbij; behalve
propevoorz. + acc. / nabij
abvoorz. + abl. / van; door
cumvoorz. + abl. / samen met
devoorz. + abl. / van; over; wegens
e(x)voorz. + abl. / uit; vanaf
provoorz. + abl.voor; in de plaats van; overeenkomstig
sinevoorz. + abl. / zonder
invoorz. + acc. / naar; tegen
invoorz. + abl. / in; op
subvoorz. + acc. / tot onder; tegen; tijdens; omstreeks
subvoorz. + abl. / onder
quo?bijwoord / waarheen?
ubi?bijwoord / waar?
asinusasini man. / ezel
locusloci man. / plaats; gelegenheid
amicitiaamicitiae vr. / vriendschap
horahorae vr. / uur
patriapatriae vr; / vaderland
silvasilvae vr. / bos
victoriavictoriae vr. / overwinning
villavillae vr. / landgoed
auxiliumauxilii onz. / hulp
tectumtecti onz. / dak; huis
templumtempli onz. / tempel
laborlaboris man. / inspanning; leed
monsmontis man. / berg
luxlucis vr. / licht
morsmortis vr. / dood
totustota, totum / geheel
amareamo / houden van
moneremoneo / waarschuwen
tegeretego / bedekken; beschermen
audireaudio / horen; luisteren naar
caperecapio / nemen; krijgen
essesum / zijn; bestaan
possepossum / kunnen
ireeo / gaan
ferrefero / dragen; brengen; meenemen
fierifio / worden; gebeuren; gemaakt worden
vellevolo / willen
nollenolo / niet willen
mallemalo / liever willen
crasbijwoord / morgen
diubijwoord / lange tijd
heribijwoord / gisteren
hodiebijwoord / vandaag
itabijwoord / zo
sanebijwoord / beslist
unde?bijwoord / van waar?
-ne?vraagpartikel / (wordt niet vertaald) ?
nonne?vraagpartikel / toch wel?
num?vraagpartikel / toch niet?
medicusmedici man. / arts
philosophusphilosophi man. / filosoof
lunalunae vr. / maan
pecuniapecuniae vr. / geld
statuastatuae vr. / standbeeld
terraterra vr. / aarde; land
consulconsulis man. / consul
grexgregis man. / kudde
UlixesUlixis man. / Odysseus
aestasaestatis vr. / zomer
iucundusiucunda, iucundum / aangenaam
magnificusmagnifica, magnificum / prachtig
vivusviva, vivum / levend
appropinquareappropinquo / naderen
clamareclamo / roepen
cogitarecogito / nadenken
errareerro / dwalen; zich vergissen
festinarefestino / zich haasten
habitarehabito / wonen
imperareimpero / bevelen; opeisen
laborarelaboro / zwoegen; zich inspannen; lijden
laudarelaudo / prijzen
liberarelibero / bevrijden
narrarenarro /vertellen
navigarenavigo / varen
numerarenumero / tellen
ornareorno / versieren; in orde brengen
parareparo / klaarmaken
portareporto / dragen
pugnarepugno / vechten
rogarerogo / vragen
servareservo / bewaren; redden
vocarevoco / roepen; noemen
apparereappareo / verschijnen
deberedebeo / moeten; verschuldigd zijn
doceredoceo / onderrichten
doleredoleo / lijden; betreuren
exercereexerceo / oefenen
florerefloreo / bloeien
haberehabeo / hebben; houden; beschouwen als
iacereiaceo / liggen
maereremaereo / treurig zijn (om)
nocerenoceo / schaden
paterepateo / openstaan; duidelijk zijn
placereplaceo / bevallen; behagen
praeberepraebeo / verschaffen
ridererideo / lachen; uitlachen
taceretaceo / zwijgen
tenereteneo / houden; vasthouden
terrereterreo / bang maken
timeretimeo / vrezen
valerevaleo / gezond zijn; waard zijn; in staat zijn
carperecarpo / plukken
claudereclaudo / sluiten
diceredico / zeggen; spreken; noemen
discederediscedo / uiteengaan; weggaan
divideredivido / verdelen
ducereduco / leiden; houden voor
fluerefluo / vloeien
intellegereintellego / inzien
metueremetuo / vrezen
mitteremitto / zenden; laten gaan
pascerepasco / weiden; voeden
promitterepromitto / beloven
scriberescribo / schrijven
sumeresumo / nemen
traheretraho / trekken; rekken
viverevivo / leven
custodirecustodio / bewaken
dormiredormio / slapen
finirefinio / beëindigen; begrenzen
impedireimpedio / belemmeren
muniremunio / versterken; beschermen
nescirenescio / niet weten
scirescio / weten
sepeliresepelio / begraven
servire+ datief servio / slaaf zijn; dienen
venirevenio / komen
cuperecupio / begeren
facerefacio / maken; doen
fugerefugio / vluchten
rapererapio /grijpen roven; meesleuren
saperesapio / smaken; wijs zijn
-spicerespicio / -kijken
conspicereconspicio / bemerken
interficereinterficio / doden
abesseabsum / afwezig zijn; verwijderd zijn
adesseadsum / aanwezig zijn; bijstaan
superessesupersum / overblijven
abireabeo / weggaan
adireadeo / gaan naar; bezoeken
exireexeo / buitengaan; eindigen
inireineo / binnengaan; beginnen
praeterirepraetereo / voorbijgaan
redireredeo / terugkeren
adferreadfero / aanbrengen
auferreaufero / wegnemen
offerreoffero / aanbieden
transferretransfero / overbrengen
citobijwoord / gauw
cottidiebijwoord / dagelijks
curbijwoord / waarom
hicbijwoord / hier
illicbijwoord / daar
longebijwoord / ver; verreweg
nuncbijwoord / nu
nunc...nuncbijwoord / nu eens....dan weer...
saepebijwoord / dikwijls
subitobijwoord / plotseling
canerecano / zingen; bezingen
aliterbijwoord / anders
benebijwoord / goed
maximebijwoord / zeer; het meest
multumbijwoord / veel
iacereiacio / werpen
egopersoonlijk voornaamwoord / ik
tupersoonlijk voornaamwoord / jij
(se)persoonlijk voornaamwoord / zich
is, ea, idpersoonlijk voornaamwoord / hij; zij; het
nospersoonlijk voornaamwoord / wij
vospersoonlijk voornaamwoord / jullie
ii, eae, eapersoonlijk voornaamwoord / zij
meusmea, meum / mijn
tuustua, tuum / jouw
suussua, suum / zijn, haar, hun
eius(= gen. enk. van is, ea, id)zijn, haar
nosternostra, nostrum / ons, onze
vestervestra, vestrum / jullie
eorum, earum(= gen. mv. van is, ea, id) / hun
dolusdoli man. / list
ludusludi, man. / spel; school
viaviae vr; / weg
bellumbelli onz. / oorlog
muliermulieris vr. / vrouw
laetuslaeta, laetum / vrolijk; er goed uitziend
invitareinvito / uitnodigen
monstraremonstro / tonen
viderevideo / zien
domibijwoord / thuis
semperbijwoord / altijd
ac of atquevoegwoord / en
cumvoegwoord / toen, wanneer
dum+ ind. praes. voegwoord / terwijl