Vocabularium caput 1-11

Flash-kaarten

Druk op "volgende" om de oplossing te zien of om naar het volgende woord te gaan. Druk op "verwijder" als je het woordje reeds kent. Je kan de oefening helemaal opnieuw starten door op F5 te drukken.

avus-i man. grootvader
murus-i man. muur
rosa-ae vr. roos
provincia-ae vr. provincie
donum-i onz. geschenk
filius-i man.zoon
femina-ae vr. vrouw
filia-ae vr. dochter
mensa-ae vr. tafel
poculum-i onz. beker
paterpatris man. vader
matermatris vr. moeder
est(hij, zij, het) is
sunt(zij) zijn
diubijwoord lange tijd
ibibijwoord daar
quoquebijwoord ook
etvoegwoord en;ook
citobijwoord gauw
moneremoneo waarschuwen
sederesedeo zitten; vastzitten
cogitarecogito nadenken
saepebijwoord dikwijls
venirevenio komen
staresto staan; blijven staan
audireaudio horen; luisteren naar
laborarelaboro zwoegen; lijden
amareamo houden van
essesum zijn; bestaan
nondumbijwoord nog niet
dormiredormio slapen
itaquebijwoord daarom; en zo
ridererideo lachen
unustelwoord een
duotelwoord twee
trestelwoord drie
quattuortelwoord vier
quinquetelwoord vijf
sextelwoord zes
septemtelwoord zeven
octotelwoord acht
novemtelwoord negen
decemtelwoord tien
vigintitelwoord twintig
centumtelwoord honderd
milletelwoord duizend
familia familiae vr. gezin; personeel
luna-ae vr. maan
serva-ae vr. slavin
statua-ae vr. standbeeld
astrum-i onz. ster
caelum-i hemel
monumentum-i aandenken; gedenkteken
homohominis man.mens
iuvenisiuvenis man; jongeman
mercatormercatoris man. koopman
milesmilitis man. soldaat
senexsenis man. oude man
noxnoctis vr. nacht
caputcapitis onz. hoofd; hoofdstuk
flumenfluminis onz. rivier
properarepropero zich haasten; bespoedigen
vigilarevigilo waken
fulgerefulgeo schitteren; bliksemen
domibijwoord thuis
nonontkenning niet
cur?bijwoord waarom
iambijwoord al
interdumbijwoord soms
non iambijwoord niet meer
nuncbijwoord nu
ubi?bijwoord waar?
ubiquebijwoord overal
abesseabsum afwezig zijn; verwijderd zijn
adesseadsum aanwezig zijn; bijstaan
superessesupersum overblijven
possepossum kunnen
narrarenarro vertellen
numerarenumero tellen
audereaudeo durven
flerefleo wenen; bewenen
maneremaneo blijven
respondererespondeo antwoorden; beantwoorden
soleresoleo gewoon zijn
viderevideo zien
benebijwoord goed
quis?vragend voornaamwoord wie?
quid?vragend voornaamwoord wat?
egopersoonlijk voornaamwoord ik
tupersoonlijk voornaamwoord jij
is, ea, idpersoonlijk voornaamwoord hij, zij, het
nospersoonlijk voornaamwoord wij
vospersoonlijk voornaamwoord jullie
ii, eae, eapersoonlijk voornaamwoord zij
appellareappello aanspreken; noemen
daredo geven
explorareexploro onderzoeken
habitarehabito wonen
imperareimpero bevelen; opeisen
intrareintro binnengaan
liberarelibero bevrijden
servareservo bewaren; redden
vocarevoco roepen; benoemen
haberehabeo hebben; houden; beschouwen als
moveremoveo bewegen; beïnvloeden
suaderesuadeo aanraden
taceretaceo zwijgen
timeretimeo vrezen
aperireaperio openen; onthullen
invenireinvenio vinden; ontdekken
nescirenescio niet weten
scirescio weten
hicbijwoord hier
numquambijwoord nooit
semperbijwoord altijd
ergobijwoord dus
salutaresaluto groeten
deusdei man. god
cena-ae vr. avondmaal
dea-ae vr. godin
verbum-i onz. woord
amoramoris man. liefde
equesequitis man. ruiter; ridder
iudexiudicis man. rechter
arborarboris vr. boom
uxoruxoris vr. echtgenote
tempustemporis onz. tijd
parareparo gereedmaken; verwerven
subitobijwoord plotseling
tandembijwoord eindelijk
-quevoegwoord en
onusoneris onz. last
laudarelaudo prijzen
portareporto dragen
spectarespecto bekijken
nusquambijwoord nergens
verebijwoord echt
taurus-i man. stier
regia-ae vr. paleis
monstrum-i onz. wonder; monster
rexregis man. koning
virgovirginis vr. maagd; meisje
exspectareexspecto afwachten; verwachten
postularepostulo eisen
gauderegaudeo blij zijn
possiderepossideo bezitten; beheersen
consentireconsentio het eens zijn
reperirereperio vinden; te weten komen
inquitzegt hij/zij; zei hij/zij
nemoonbepaald voornaamwoord niemand
nihilonbepaald voornaamwoord niets
maximebijwoord zeer; het meest
sivoegwoord indien
ludus-i man spel; school
fierifio worden; gebeuren; gemaakt worden
ireeo gaan
abireabeo weggaan
adireadeo gaan naar; bezoeken
exireexeo buitengaan; eindigen
inireineo binnengaan; beginnen
praeterirepraetereo voorbijgaan
redireredeo terugkeren
medicus-i man. arts
consulconsulis man. consul
solsolis man.zon
cottidiebijwoord dagelijks
quando?bijwoord wanneer?
domumbijwoord naar huis
fraterfratris man. broer
monsmontis man. berg
parentesparentum man. ouders
muliermulieris vr. vrouw
sororsororis vr. zus
VenusVeneris vr. Venus
lectus-i man. bed
amica-ae vr. vriendin
hora-ae vr. uur
porta-ae vr. poort
umbra-ae vr. schaduw; schim
aedificium-i onz. gebouw
auxilium-i onz. hulp
calorcaloris man. warmte
fonsfontis man. bron
festinarefestinozich haasten
rogarerogo vragen
ardereardeo branden
maereremaereo treurig zijn
obsidereobsideo belegeren; bezet houden
paterepateo openstaan; duidelijk zijn
domobijwoord van huis (weg)
quo?bijwoord waarheen?
nonne?vraagpartikel toch wel?
num?vraagpartikel toch niet?
hodiebijwoord vandaag
itabijwoord zo
sanebijwoord beslist
quodvoegwoord dat; omdat
filum-i onz. draad
voxvocis vr. stem; woord
monstraremonstrowijzen
necareneco vermoorden
deberedebeomoeten; verschuldigd zijn
deindebijwoord vervolgens
quarebijwoord waarom?
sicbijwoord zo
statimbijwoord dadelijk
tum/tuncbijwoord toen; op dat ogenblik
oculusoculi man. oog
apertus,a , um open
bonusa, um goed
clarusa, um helder; beroemd
Graecusa, um Grieks
gratusa, um dankbaar; aangenaam
iratusa, um woedend
iustusa, um rechtvaardig
Romanusa, um Romeins
sanusa, um gezond
verusa, um waar;echt
ceteria, um de overige
cunctiae, a alle...samen
multiae, a veel
pauciae, a weinig
annusi man. jaar
puellaae vr. meisje
oppidumi onz. stad
caniscanis man. hond
lapislapidis man. steen
parspartis vrouw. deel; kant
agmenagminis onz. colonne
altusa, um hoog; diep
calidusa, um warm
carusa, um duur; dierbaar
frigidusa, um koud; koel
ignotusa, um onbekend
iucundusa, um aangenaam
laetusa, um vrolijk; er goed uitziend
latusa, um breed; uitgestrekt
longusa, um lang
maestusa, um treurig
magnificusa, um prachtig
magnusa, um groot; belangrijk
malusa, um slecht
novusa, um nieuw
stultusa, um dwaas
vivusa, um levend
adiuvare~o, helpen
omninobijwoorde helemaal
puerpueri, man. jongen
virviri, man. man
liberiliberorum man. mv.kinderen
ageragri, man. veld
liberlibri, man. boek
magistermagistri man. leermeester
liberlibera, liberum vrij
misermisera, miserum ongelukkig
aegeraegra, aegrum ziek; lijdend
nigernigra, nigrumzwart
pulcherpulchra, pulhrum mooi
sacersacra, sacrum heilig; gewijd
meusmeam, meum mijn
tuustua, tuum jouw
suussua, suum zijn
nosternostra, nostrum ons
vestervestra, vestrum jullie
capillus-i man. haar
terra-ae, vr. aarde; land
fessusa, um vermoeid
villa-ae, vr. landgoed
urbsurbis, vr. stad
errare~o, dwalen; zich vergissen
advoorzetsel + acc. naar; tot; bij
antevoorzetsel + acc. voor
apudvoorzetsel + acc. bij
invoorzetsel + acc. naar; tegen
intervoorzetsel + acc. tussen; tijdens
pervoorzetsel + acc. door; gedurende
postvoorzetsel + acc. achter; na
praetervoorzetsel + acc. voorbij; behalve
propevoorzetsel + acc. nabij
victoria- ae, vr. overwinning
imberimbris, man. regenbui
ornare~o, versieren; in orde brengen
optimusa, um zeer goed; beste
clamare- o, roepen
cibus-i, man. voedsel
somnus-i, man. slaap
fortuna-ae, vr. lot; toestand
comescomitis man. gezel
hospeshospitis, man. gastheer; gast
IuppiterIovis, man. Jupiter
UlixesUlixis man. Odysseus
severus-a, -um streng
totus-a, -um geheel
etiambijwoord ook; zelfs; nog
iterumbijwoord opnieuw
posteabijwoord later
autemvoegwoord maar
geminigeminorum man. tweeling
agereago drijven; zich bezighouden met
biberebibo drinken
diceredico zeggen; spreken; noemen
ducereduco leiden; houden voor
occidereoccido vellen; doden
tegeretego bedekken; beschermen
poenapoenae vr.boete; straf
temptaretempto beproeven
iubereiubeo bevelen
tenereteneo houden; vasthouden
haurirehaurio leegscheppen; verzwelgen
addereaddo toevoegen
caederecaedo hakken; doden
claudereclaudo sluiten
comprehenderecomprehendo grijpen; begrijpen
crederecredo / geloven; vertouwen; toevertrouwen
currerecurro / rennen
emereemo / kopen
intellegereintellego / inzien
legerelego / lezen; kiezen; verzamelen
ludereludo / spelen; spotten met
metueremetuo / vrezen
mitteremitto / zenden; laten gaan
ponerepono / plaatsen; neerleggen
quaererequaero / zoeken; vragen
scriberescribo / schrijven
sumeresumo / nemen
surgeresurgo / opstaan
tangeretango / aanraken; treffen; bereiken
viverevivo / leven
caperecapio / nemen; krijgen
accipereaccipio / ontvangen; vernemen
incipereincipio / beginnen
cuperecupio / begeren
facerefacio / maken; doen
interficereinterficio / doden
fugerefugio / vluchten
iacereiacio / werpen
abicereabicio / wegwerpen; neerwerpen
eicereeicio / uitwerpen; verdrijven
rapererapio / grijpen; roven; meesleuren
eripereeripio / ontrukken
-spicere-spicio / -kijken
adspicereadspicio / aankijken
conspicereconspicio / bemerken
respicererespicio / omkijken; rekening houden met
vincerevinco / overwinnnen; overtreffen
curacurae vr. / zorg
civiscivis man. /burger
clamorclamoris man. / geroep
digitusdigiti man. / vinger
hastahastae vr. / lans
sagittasagittae vr. / pijl
studiumstudii onz. / ijver; verlangen; sympathie
hostishostis man. / vijand
aestasaestatis vr. / zomer
aurisauris vr. / oor
avisavis vr. / vogel
luxlucis vr. / licht
iteritineris onz. / tocht; route
excitareexcito / opwekken
secareseco / snijden; doorsnijden
abvoorzetsel + abl. / van; door
cumvoorzetsel + abl. / (samen) met
devoorzetsel + abl. / van; over; wegens
e(x)voorzetsel + abl. / uit; vanaf
invoorzetsel + abl. / in; op
sinevoorzetsel + abl. / zonder
subvoorzetsel + abl. / onder
pecuniapecuniae vr. / geld
scutumscuti onz. / schild
piscispiscis man. / vis
laclactis onz. / melk
pecuspecoris onz. / vee
alerealo / voeden
descenderedescendo / afdalen
venderevendo / verkopen
manebijwoord / 's morgens
bracchiumbracchii onz. / arm
durus-a, -um / hard
considereconsido / gaan zitten; zich vestigen
redderereddo / teruggeven; maken tot
ventusventi, man. / wind
complerecompleo / vullen; vervullen
viderivideor / schijnen; goed schijnen
populuspopuli man. / volk
ponspontis man. / brug
timidustimida, timidum / vreesachtig
fatigarefatigo / afmatten
interrogareinterrogo / vragen; ondervragen
deleredeleo / vernietigen
doleredoleo / lijden; betreuren
terrereterreo / bang maken
conderecondo / stichten; opbergen
traheretraho / trekken; rekken
ferreferro /dragen; brengen; meenemen
adferreadfero / aanbrengen
auferreaufero / wegnemen
offerreoffero / aanbieden
transferretransfero / overbrengen
miseriamiseriae vr; / ellende
iustitiaiustitiae vr. / rechtvaardigheid
laetitialaetitiae vr. / vrolijkheid
dolordoloris man. / pijn; verdriet
errorerroris man. / zwerftocht; vergissing
timortimoris man. / vrees
imperatorimperatoris man. / opperbevelhebber
victorvictoris man. / overwinnaar
altitudoaltitudinis vr. / hoogte; diepte
magnitudomagnitudinis vr. / grootte
multitudomultitudinis vr. / menigte
solitudosolitudinis vr. / eenzaamheid; verlatenheid
dignitasdignitatis vr. / waardigheid
libertaslibertatis vr. / vrijheid
certuscerta, certum / zeker
dignusdigna, dignum / waardig; geschikt
notusnota, notum /bekend
solussola, solum / alleen; eenzaam
incertusincerta incertum / onzeker
insanusinsana, insanum / krankzinnig
armaarmorum onz. mv. / wapens
leoleonis man. / leeuw
regioregionis vr. / streek
aureusaurea, aureum / gouden
proficereproficio / vorderingen maken
primumbijwoord / eerst; voor het eerst
tantumbijwoord / zoveel; slechts
quiavoegwoord / omdat
vellevolo / willen
nollenolo / niet willen
mallemalo / liever willen
pugnarepugno / vechten
effugereeffugio / wegvluchten
anxiusanxia, anxium / angstig; bezorgd
humanushumana, humanum / menselijk beschaafd
infestusinfesta, infestum / vijandig
lentuslenta, lentum / traaag
reliquusreliqua, reliquum / overig
superbussuperba, superbum / trots; prachtig
primusprima, primum /eerste
secundussecunda, secundum / tweede
tertiustertia, tertium / derde
quartusquarta, quartum / vierde
quintusquinta, quintum / vijfde
sextussexta, sextum / zesde
septimusseptima, septimum / zevende
octavusoctava, octavum / achtste
nonusnona, nonum / negende
decimusdecima, decimum / tiende
praeberepraebeo / verschaffen
ostendereostendo / tonen
promitterepromitto / beloven
imminereimmineo + datief / hangen boven; bedreigen
nocerenoceo + datief / schaden
persuaderepersuadeo + datief / overtuigen; overhalen
confidereconfido + datief / vertrouwen
diffiderediffido + datief / wantrouwen
gratias ageregratias ago + datief / bedanken
parcereparco + datief sparen
servireservio + datief / slaaf zijn; dienen
custoscustodis man. / bewaker
honestushonesta, honestum / achtbaar; hoogstaand
placereplaceo / bevallen; behagen
muniremunio / versterken; beschermen
canerecano / zingen
aliterbijwoord / anders
multumbijwoord / veel
quietusquieta, quietum / rustig
quietebijwoord / rustig
tutustuta, tutum / veilig
tutobijwoord / veilig
volarevolo / vliegen
saperesapio / smaken;wijs zijn
tambijwoord / zo; zozeer
nuntiusnuntii man. / bode, bericht
ministerministri man. / dienaar; handlanger
morsmortis vr. / dood
mediusmedia, medium / middelste; het midden van
plenusplena, plenum / vol
fluerefluo / vloeien
deiceredeicio / neerwerpen
namvoegwoord / want
pugnapugnae vr. / gevecht
pespedis man. / voet
vulnusvulneris onz. / wonde
felixfelix, felix, felicis / gelukkig
atroxatrox, atrox; atrocis / grimmig, verschrikkelijk
audaxaudax, audax; audacis / stoutmoedig
feroxferox, ferox; ferocis / woest; trots
ingensingens, ingens; ingentis / reusachtig
par +datpar, par; paris / gelijk aan; opgewassen tegen
fortisfortis, forte; fortis / dapper; sterk
brevisbrevis, breve; brevis / kort
gravisgravis, grave; gravis / zwaar, gezaghebbend
omnisomnis, omne; omnis / geheel; elk
omnesomnes, omnia ; omnium / alle; alles
aceracris, acre; acris / hevig
celerceleris, celere; celeris / snel
curarecuro / zorgen voor
colliscollis man. /heuvel
finisfinis man. / grens; einde; doel
ignisignis man. / vuur
navisnavis vr. / schip
mensismensis man. / maand
densdentis man. / tand
arsartis vr. / vaardigheid; kunst
arxarcis vr. / burcht
gensgentis vr. / geslacht
mensmentis vr; / geest; verstand
sedessedis vr. / zitplaats; verblijfplaats
animalanimalis onz; / levend wezen; dier
maremaris onz. / zee
(...) miliamilium onz. / (...) duizend
moeniamoenium onz. / wallen
divesdives, dives, divitis / rijk
pauperpauper, pauper, pauperis / arm
vetusvetus, vetus, veteris / oud
vehemensvehemens, vehemens; vehementis / heftig; energiek
celeriterbijwoord / snel
audacterbijworod / stoutmoedig
sapienterbijwoord / wijs
facilebijwoord / gemakkelijk
armarearmo / bewapenen
vulnerarevulnero / verwonden
caderecado / vallen
defenderedefendo / verdedigen; afweren
audaciaaudaciae vr. / lef
sapientiasapientiae vr; / wijsheid
celeritasceleritatis vr. / snelheid
crudelitascrudelitatis vr. / wreedheid
difficultasdifficultatis vr. / moeilijkheid
facultasfacultatis vr; / mogelijkheid
paupertaspapertatis vr. / armoede
vetustasvetustatis vr. / ouderdom; verleden
dolusdoli man. / list
copiaecopiarum vr. mv. / troepen
tacitustacita, tacitum / zwijgend; verzwegen
discederediscedo / uiteengaan; weggaan
interimbijwoord / intussen
extravz. + acc. buiten
grexgregis man. / kudde
sermosermonis vr. / gesprek; taalgebruik
tempestastempestatis vr. / tijd; storm
desperaredespero / wanhopen
invitareinvito / uitnodigen
doceredoceo / onderrichten
valerevaleo / gezond zijn; waard zijn; in staat zijn
visereviso / bezoeken
sentiresentio / voelen; merken; menen
paulumbijwoord /een beetje
alaalae vr. / vleugel
saxumsaxi onz. / rotsblok
obscurusobscura, obscurum / duister; onbeduidend
infelixinfelix, infelix; infelicis / ongelukkig
crudeliscrudelis, crudele; crudelis / wreed
difficilisdifficilis, difficile; difficilis / moeilijk
facilisfacilis, facile; facilis / gemakkelijk
immortalisimmortalis, immortale; immortalis / onsterfelijk
incredibilisincredibilis, incredibile; incredibilis / ongelooflijk
levislevis, leve; levis / licht
mortalismortalis, mortale; mortalis / sterfelijk
similis + dat;similis, simile; similis / gelijk; gelijkend op
talistalis, tale; talis / zodanig
trististristis, triste; tristis / droevig; onvriendelijk
utilisutilis, utile; utilis / nuttig
(se)reflexief voornaamwoord / zich
eius(gen. enk. van is, ea, id) / zijn, haar
eorum, earum(gen. mv. van is ea, id) / hun
princepsprinceps, princeps; principis / voornaamste; keizer
incitareincito / aanvuren
lavarelavo / wassen
hichaec, hoc; huius / deze, dit
isteista, istud; istius / die, dat
illeilla, illud; illius / die, dat
causacausae vr. / oorzaak; reden; proces
coronacoronae vr. / krans
epistulaepistulae vr. / brief
exemplumexempli onz. / voorbeeld
signumsigni onz. / teken; veldteken; beeld
centuriocenturionis man. / honderdman
hiemshiemis vr. / winter
lexlegis vr. / wet; voorwaarde
frigusfrigoris onz. / koude
lumenluminis onz. / licht
crescerecresco /groeien
remediumremedii onz. / geneesmiddel
somniumsomnii onz. / droom
carmencarminis onz. / lied
maximusmaxima, maximum / zeer groot; grootste
apparereappareo / verschijnen
isea, id; eius / die, dat
curiacuriae vr. / senaatsgebouw
decretumdecreti onz. / besluit
theatrumtheatri onz. / theater
senatorsenatoris man. / senator
custodirecustodio / bewaken
igiturvoegwoord / dus
idemeadem, idem; eiusdem / dezelfde, hetzelfde
ipseipsa, ipsum; ipsius / zelf; precies
amicitiaamicitiae vr. / vriendschap
vestisvestis vr. / kledij
consiliumconsilii onz. / beraadslaging; raad; plan
famesfamis vr. / honger
scelussceleris onz. / misdaad
vexarevexo / kwellen; teisteren
florerefloreo / bloeien
carperecarpo / plukken
desineredesino / ophouden
procedereprocedo / vooruitgaan
finirefinio / beëindigen; begrenzen
rursusbijwoord / opnieuw
unabijwoord / samen
cumvoegwoord / toen, wanneer
discordiadiscordiae vr. /tweedracht
foliumfolii onz. / blad
certarecerto / strijden; kampen
removereremoveo / verwijderen
cogerecogo / bijeenbrengen; dwingen
deponeredepono / neerleggen
solveresolvo / losmaken; ontbinden; betalen
circumvenirecircumvenio / omsingelen
sepeliresepelio / begraven
perficereperficio / voltooien
crasbijwoord / morgen
quiquae, quod; cuius / die, dat
nautanautae vr. / zeeman
auctorauctoris man. / initiatiefnemer; auteur
portusportus man. / haven
contentuscontenta, contentum / tevreden met
turpisturpis, turpe; turpis / lelijk; schandelijk
navigarenavigo / varen
regnareregno / koning zijn; heersen
colerecolo / bebouwen; bewonen; vereren
fortassebijwoord / misschien
qui?quae, quod; cuius / Welke?
formaformae vr. / vorm; schoonheid
modusmodi man. / wijze; maat
vitarevito / vermijden
deniquebijwoord / ten slotte
ramusrami man. / tak
firmusfirma, firmum / stevig
fortebijwoord / toevallig
nunc...nunc...bijwoord / nu eens... dan weer
virtusvirtutis vr. / kwaliteit; dapperheid
fructusfructus man. / vrucht
diesdiei man. - vr. / dag
cornucornus onz. / hoorn; legerflank
domusdomus vr. / huis
manusmanus vr. / hand; groep
iusiuris onz. / recht
adventusadventus man. / aankomst
casuscasus man. / val; voorval
curruscurrus man. / renwagen
cursuscursus man. / loop; koers
equitatusequitatus man. / ruiterij
eventuseventus man. / afloop; voorval
exercitusexercitus man. / leger
exitusexitus man. / uitgang; afloop
magistratusmagistratus man. / ambt; ambtenaar
metusmetus man. / vrees
ortusortus man. / ontstaan; opkomst
passuspassus man. / pas (=1,5 m)
senatussenatus man. / senaat
tumultustumultus man. / tumult; oproer
vultusvultus man. / gezicht; gelaatsuitdrukking
faciesfaciei vr. /gelaat; gezicht
fidesfidei vr. / trouw; vertrouwen; gegeven woord
resrei vr. / zaak
spesspei vr. / hoop
dexterdextra, dextrum / rechts
dulcisdulcis, dulce; dulcis / zoet; dierbaar
dissentiredissentio / van mening verschillen
agricolaagricolae man. / boer
ararearo / ploegen
crearecreo / scheppen; kiezen tot
nuntiarenuntio / melden
sperarespero / hopen
exercereexerceo / oefenen
divideredivido / verdelen
fallerefallo / misleiden; ontgaan
frangerefrango / breken
pascerepasco / weiden; voeden
relinquererelinquo / achterlaten; verlaten
advenireadvenio / aankomen
convenireconvenio / samenkomen; overeenkomen
impedireimpedio / belemmeren
vincirevincio / binden; boeien
heribijwoord / gisteren
olimbijwoord / destijds; later
circumvoorzetsel + acc. / rondom; omstreeks
philosophusphilosophi man. / filosoof
patientiapatientiae vr. / geduld; gehardheid
imparimpar, impar; imparis + dat. / niet gelijk aan; niet opgewassen tegen
haudbijwoord / helemaal niet
indebijwoord / vandaar; daarna; daarom
plerumquebijwoord / meestal
quomodo?bijwoord / hoe?
atmaar
ubivoegwoord / wanneer