A     Ephesus
B     Sardis
1     Asia
2     Bithynia en Pontus
3     Lycia en Pamphylia
4     Galatia
5     Cilicia
6     Cappadocia
7     Cyprus

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding:trajan.jpg

Marcus Ulpius Trajanus

Romeins keizer van 98 - 117 n.C.  Eerste niet in Italië geboren keizer (Italica in Spanje, 53 n.C.).  De gens Ulpia was een heel voornaam geslacht.  Zijn vader was een senator. Hij werd geadopteerd door keizer Nerva. Hijzelf was een uitstekend generaal.    Hij onderwierp Dacia, streed roemvol tegen de Parthen, waardoor hij Armenië, Assyrië en Mesopotamië verkreeg. Hiermee bereikte het Imperium Romanum onder Trajanus zijn grootste territorium ooit.  Hij was ook een groot bouwer (Forum Trajanus te Rome) en zeer geliefd bij het volk.  Trajanus bleek de beste keizer ooit geweest te zijn.  Vandaar de titel Optimus.  Bij zijn dood op Sicilië in 117 n.C. duidde hij Hadrianus als opvolger aan.

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

referre Deze brief is om meerdere redenen een belangwekkend historisch document: zo beschrijft hij de reactie van het Romeinse bestuur tegenover de christenen, en bevat hij kostbare gegevens over het leven van de vroegste christelijke gemeenschappen in het begin van de 2de eeuw.

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Christianus een volgeling van Christus.  We beschikken nog over enkele bondige allusies op Jesus Christus uit die periode.

a- In 41 nC. liet keizer Claudius de joden uit Rome verdrijven, omdat zij voortdurend relletjes veroorzaakten door hun intern geruzie over de vraag of Christus werkelijk de door God gezonden Messias was.

b- Keizer Nero gaf de Christenen de schuld voor de verwoestende brand in Rome (64 n.C.) om de praatjes de kop in te drukken dat hij Rome in brand gestoken had.  Volgens Tacitus waren de christenen toen niet populair: ze stonden bekend als mensen met een verderfelijk bijgeloof, aanhangers van een terechtgestelde Christus, die zich aan allerlei misdaden te buiten gingen.

c- Flavius Josephus (°35 -  + 95 n.C.; schreef de geschiedenis van het joodse volk), vermeldt Christus terloops als een wijs man die wonderlijke daden verricht had, die zeer geliefd was bij het volk en die in de jaren 90 nog steeds aanhangers kende.

 

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

cives Romani Romeinse burgers hadden steeds recht op een proces in Rome, waar ter wereld ze ook waren.

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ut fieri solet

hoe meer mensen erover spreken, hoe meer verdachten men vindt

 

re vera échte christenen vervloeken Christus niet.  Hierin ligt ook de diepere verklaring van het feit dat Rome de christenen zal gaan vervolgen: de christenen wilden niet deelnemen aan de openbare verering van de keizer en van de staatsgoden.  Vergeet daarbij niet dat ze ook nog gekant waren tegen de uitermate populaire amphitheater- en circusspelen!

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

stato die ante lucem Wellicht gaat het hier om een vroege versie van de misviering in kleine huiskerken, en moest men hiervoor momenten kiezen buiten het patroon van een werkdag, een vroege morgenviering.
carmen dicere secum invicem het beurtelings zingen van liederen doet sterk denken aan het zingen van de getijden door monniken, waarbij om beurt de voorzangers en de overige monniken een strofe van de psalmen en hymnen zingen in de dienst van het woord.
sacramentum Plinius zinspeelt hier wellicht op de beloften die bekeerlingen aflegden bij het doopsel.

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

discedendi ... rursusque hetaeriae  ...  ad capiendum cibum  ... promiscuum tamen ... Bepaalde praktijken die Plinius hier vermeldt, kunnen  tot de kwalijke reputatie van de christenen geleid hebben.  De Romeinse overheid stond inderdaad zeer argwanend tegenover alle vormen van verenigingen (hetaeriae) in de provincies, die dikwlijls broeihaarden waren van rellen en opstanden.  Zo bijvoorbeeld het opnieuw (rursus: namelijk na de ochtendviering (stato die ante lucem)  bijeenkomen 's avonds  na het werk om een gemeenschappelijke maaltijd te nemen (ad capiendum cibum).  Plinius doelt allicht op het ritueel, waarbij de vroege christenen het Laatste Avondmaal herdachten door het breken van het brood en het drinken van de wijn.  Oorspronkelijk was dit een caritatieve maaltijd, waarvan de kosten werden gedragen door de welgestelden ten bate van de armen.  Maar die rituele dimensie van het eten van Christus' lichaam en het drinken van zijn bloed kan best aan de oorsprong liggen van de roddel, als zouden de bijeenkomsten een dekmantel zijn geweest voor het bedrijven van rituele kindermoord en kannibalisme.  Wellicht daarom beklemtoonden de aangeklaagden het onschuldige karakter van hun maaltijd (promiscuum tamen et innoxium).

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tormentum, -i, n. getuigenverhoor bij slaven en slavinnen werd enkel onder foltering afgenomen.  Let op: Plinius ondervraagt "kroongetuigen" om van zijn zaak zeker te zijn!

Terug naar tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

   

Terug naar tekst

   

 

 

 

 

 

 

 


Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2005