taalstudie 1.4.e
Start Omhoog taalstudie 1.4.a taalstudie 1.4.b taalstudie 1.4.c taalstudie 1.4.d taalstudie 1.4.e kruiswoordraadsel

 

Taalstudie: de vocatief en de imperatief

1. Vocatief.

De vocatief is de naamval van de aangesproken persoon.
Vorm:  is dezelfde als de nominatief; behalve in de vocatief mannelijk enkelvoud van de eerste klasse: daar is de uitgang –e.
De substantieven van de eerste klasse (1ste en 2de verbuiging)
  Enkelvoud Meervoud
  Man. Vrouw. Onz. Man. Vrouw. Onz.
Nom. av-us ros-a don-um av-i ros-ae don-a
Voc. av-e ros-a don-um av-i ros-ae don-a
Acc. av-um ros-am don-um av-os ros-as don-a
Gen. av-i ros-ae don-i av-orum ros-arum don-orum

Oefen hier deze verbuiging in.

De substantieven van de tweede klasse (3de verbuiging)
  Enkelvoud Meervoud
  Man. /Vrouw Onz. Man. /Vrouw Onz.
Nom. dux corpus duc-es corpor-a
Voc. dux corpus duc-es corpor-a
Acc. duc-em corpus duc-es corpor-a
Gen. duc-is corpor-is duc-um corpor-um
Oefen hier deze verbuiging in.

Overzicht van het gebruik van de naamvallen.

Nominatief 1. Onderwerp
2. NWD (predikaatsnomen)
Vocatief aangesproken persoon
Accusatief 1. Lijdend voorwerp
2. na voorzetsels
Genitief van –bepaling

2. Imperatief

Om een bevel uit te drukken gebruikt het Latijn de gebiedende wijs of imperatief.

Vorming: enkelvoud: stam
  meervoud: stam + te
 

De gebiedende wijs of imperatief.

   1ste vervoeging 2de vervoeging 4de vervoeging
Infinitief ama-re mone-re audi-re
Imp. enk. ama mone audi
Imp. mv. ama-te mone-te audi-te

Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2006