taalstudie 1.4.a
Start Omhoog taalstudie 1.4.a taalstudie 1.4.b taalstudie 1.4.c taalstudie 1.4.d taalstudie 1.4.e kruiswoordraadsel

 

 

Taalstudie: het adjectief

1. Substantief en adjectief

Een adjectief of bijvoeglijk naamwoord zegt iets meer over een substantief: het geeft er een eigenschap van: groot, klein, mooi, lelijk, groen, zwart….

2. Vorming

Adjectieven van de eerste klasse hebben dezelfde uitgang als de substantieven van de eerste klasse.
Het paradigma of verbuigingsmodel is : bonus, ~a, ~um
Adjectieven van de eerste klasse
  Enkelvoud Meervoud
  Man. Vrouw. Onz. Man. Vrouw. Onz.
nom. bonus bona bonum boni bonae bona
acc. bonum bonam bonum bonos bonas bona
gen. boni bonae boni bonorum bonarum bonorum

Oefen hier deze verbuiging in.

3. Gebruik

Het adjectief wordt gebruikt als: bijgesteld adjectief of bijvoeglijke bepaling
de woedende meester de angstige slavin
Het adjectief kan ook gebruikt worden als NWD of predikaatsnomen
  De meester is woedend. De slavin is angstig.
Het adjectief komt met het substantief overeen in: • naamval
  • genus
  • getal
Dominus iratus servas anxias increpat. : De woedende meester scheldt de angstige slavinnen uit.
 

4. Verschillen met het Nederlands.

Het adjectief staat vaak achter het substantief.
 

5. Opmerkingen

1. Een adjectief van de eerste klasse kan bij een substantief van de tweede klasse staan.

  Bonus dux

2. Sommige adjectieven komen bijna uitsluitend in het meervoud voor.

  ceteri, ~ae, ~a : de overigen
  cuncti, ~ae, ~a: alle … samen
  multi, ~ae, ~a: veel
  pauci, ~ae, ~a: weinig

3. Adjectieven kunnen zelfstandig gebruikt worden; ze krijgen dan de waarde van een substantief.

  servus Graecus : een Griekse slaaf Graecus, ~i : een Griek
 

Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2006