|
(In het Grieks) Hephaestos, aan wie
zijn ouders Aphrodite tot vrouw hadden gegeven, was het tegendeel van Ares.
Bij zijn geboorte vond Hera hem zo lelijk dat hij hem van de Olympus wierp.
Tot zijn geluk viel hij in zee waar de Nereïde Thetis samen met een dochter
van Okeanos hem liefderijk opnam en negen jaar lang in een grot
verzorgde. Daar toonde hij al vroeg zijn gaven: van goud en zilver, van tin
en brons smeedde hij de prachtigste voorwerpen die hij uit dankbaarheid aan
zijn verzorgsters schonk. Toen Hera eens van Thetis een verrukkelijk mooi
sieraad zag, vroeg ze nieuwsgierig wie dat gemaakt had. Na enige aarzeling
vertelde Thetis de waarheid... waarop Hera berouw kreeg van haar daad en
Hephaestos terughaalde naar de Olympos.
|
Hephaistos en Thetis |
|
Daar ging hij nu een grote smidse
bouwen waar twintig blaasbalgen dag en nacht werkten en hij voor de goden,
godinnen en hun kinderen en soms voor begenadigde stervelingen de
wonderbaarlijkste kunstwerken smeedde. Het waren wapens met versieringen van
inlegwerk en reliëfs, het waren sieraden en tafelgerei, gouden honden die
een paleis konden bewaken, gouden tafeltjes die op bevel bewogen, en nog
veel meer wonderwerken. Met zijn moeder had hij zich weer verzoend, zij was
het ook die zijn huwelijk met Aphrodite bewerkstelligde, als vergoeding voor
het doorgestane leed. Eens koos Hephaestos in een twist tussen Zeus en Hera
zijn moeders partij, waarop Zeus hem in zijn woede bij een been van de
Olympos slingerde. Een hele dag viel hij door het luchtruim en kwam nu
slechter terecht dan de eerste maal: op het eiland Lemnos, waar hij met
gebroken benen bewusteloos bleef liggen. De bewoners verzorgden hem goed,
maar voortaan was Hephaestos mank en nog lelijker dan tevoren! Op de Olympos
teruggekeerd maakte hij voor zichzelf gouden tovermeisjes, die hem
ondersteunden bij het lopen. De krachtige kunstvaardigheid van zijn handen,
was onverminderd en de werken van deze lelijk god bleven de goden en mensen
verrukken. Zo gelukkig als Hephaestos zich voelde in zijn werk, zo
ongelukkig was hij in het huwelijk met Aphrodite. Hij besefte wel geen
geschikte huwelijkspartner voor haar te zijn, maar haar voortdurende ontrouw
bezorgde hem veel verdriet en ergernis. Misschien is het waar wat de dichter
Homeros vertelt, dat Hephaestos nog een andere vrouw had, in het huis bij
zijn Olympische werkplaats: Charis, één der drie godinnen van bekoorlijkheid
die tot het gevolg van Aphrodite behoorden. Die kon hem dus ook de
schoonheid geven die hij bij zijn werk nodig had. Het vuur dat aan zijn
bevelen gehoorzaamde was hem heilig; allen die het vuur bij hun ambacht
gebruikten, vereerden hem, in het bijzonder de smeden en edelsmeden. |