Wat is Romanisatie?
Bordeaux en Wijn
Overblijfselen:
a- Altaarafsluitingen
b- Le Pont du Gard
c- Het Maison Carrée
Inleiding: de verdeling van Gallië na inval van de Romeinen
Wanneer Caesar Gallië begint te ver-overen in het jaar 58
v.C. verdeelde hij Gallië Transal-pina in 3 delen: de Belgae, de Celtae en
de Aquitani.
Na de verove-ring van Gallië werden het land en zijn
inwoners verdeeld in zestig eenheden die werden aangeduid met de term
civitas. Elke civitas viel samen met het woongebied van één van
de 60 oorspronkelijke stamverbanden die samen "de Galliërs" vormden.
De indeling in de civitates is wel enigszins te
vergelijken met de huidige indeling van Frankrijk in departementen. Zoals u
op de foto van de volgende pagina ziet.
De Romeinen hebben dus bijgedragen tot de huidige
indeling van Frankrijk. Elke civitas kreeg een hoofdstad, waarvoor
ook het woord civitas werd gebruikt. Die hoofdstad was meestal een
stad (of dorp) die voor de Galliërs belangrijk was, omdat die stad
bijvoorbeeld strategisch goed gelegen was. Deze bestuurlijke indeling is
ongewijzigd gebleven tot ongeveer het jaar 300.
Toen kwamen er verschillende provinciale herindelingen,
waarvan de laatste pas met de verdwijning van de laatste keizer verdwenen
is.
In het jaar 400 bestond het Romeinse rijk uit aanzienlijk
meer provincies dan in bijvoorbeeld in het jaar 100 of het jaar 200. Dat
heeft niets te maken met de verovering van nieuwe gebieden, maar wel met de
poging om meer greep te krijgen op de inwoners van het rijk, vooral met het
oog op de belastinginning. Ze splitsten dus grote provincies op in kleinere
provincies. Voor Gallië betekende dit dat het hele gebied werd opgesplitst
in –uiteindelijk- 17 provincies. Elke provincie had een eigen hoofdstad, die
de zetel was van de provinciegouverneur die door de keizer werd benoemd.
Zes van de 10 hoofdsteden van de 10 noordelijke
provincies zijn op dit moment bekende Franse steden: Lyon, Rouen, Tours,
Sens , Reims en Besan-çon. De resterende vier liggen in Duitsland en
Zwitserland.
De hoofdsteden van de zeven zuidelijke provincies waren
Vienne, Bourges, Embrun, Eauze, Narbonne, Aix-en-Provence en Bordeaux (zie
kaartje hiernaast).
Rond het jaar 400 waren er in totaal iets meer dan 100
civitates in wat nu Frankrijk heet. Voor het merendeel waren dat stadjes van
niet veel meer dan 5000 inwoners. In lang niet al die steden en stadjes
konden de inwoners beschikken over de complete lijst van openbare
voorzieningen zoals die in Rome te vinden waren.
Wél had elke stad een forum met iets van een basilica en
minstens één tempel. Vaak is daarvan alleen maar de ligging of vermoedelijke
ligging bekend.
De Franse archeoloog Christian Goudineau heeft op basis
van deze en andere gegevens een lijst van 35 criteria opgesteld waarvan hij
vervolgens een "hitparade" heeft gemaakt van de 20 grootste en bekendste en
best uitgeruste Gallo-romeinse steden. Lyon voert de rij aan. De top tien
is:
1. Lyon |
6. Arles |
2. Narbonne |
7. Bordeaux |
3. Nîmes |
8. Autun |
4.(Trier) |
9. Reims |
5. Viennes |
10. Vaison-la-Romaine |
Van deze 10 steden ligt Trier in Duitsland, die laten we
dus terzijde. Als we de andere negen nader bekijken dan valt op dat de
eerste vijf hun geschiedenis zijn begonnen als Romeins militair steunpunt of
als nederzetting van gepensioneerde Romeinse legioensoldaten, dus als
veteranenkolonie. De top-vijf in de lijst van tien zijn dus allemaal
kolonies. Dan zijn er Bordeaux, van heel vroeger al belangrijk als aanvoer
haven van tin, en Vaison-la-Romaine, centrum van een stam die zich al in de
tijd van de stichting van Narbonne aan Rome had onderworpen en daar nooit
spijt van heeft gehad.
Voor we ons verder willen verdiepen in de romanisatie van
Frankrijk, willen we toch even precies formuleren wat romanisatie is.
Hieronder verstaan we: de beïnvloeding door de Romeinse
cultuur van plaatselijke culturen, waardoor inheemse en Romeinse gebruiken
samensmolten.
2. Bordeaux en wijn
Bordeaux staat bekend om zijn wijn, het is dan ook
eeuwenlang één van de grootste wijnbouwgebieden van de wereld geweest. En nu
omvat het ruim 115.000 hectare wijngaarden, ruim 4x zo groot als Bourgogne
en daarom is het dan ook de grootste wijnstreek van Frankrijk.
Bordeaux, de oorsprong van de Romeinse vestiging was al
beroemd om zijn wijn en werd later hoofdstad van Aquitanië. Al voor de
Romeinen in Bordeaux neerstreken en er hun druivenstokken plantten, zouden
druïden al sap van wilde druiven hebben gebruikt in hun toverdranken. Gek
genoeg dronken ze verder geen wijn, maar gerstebier. Het is dus zeer
aannemelijk dat er al wijn werd verbouwd voor de komst van de Romeinen (in
56 v. C.).
Maar echte sporen van de wijnbouw vonden de Romeinen
evenwel niet toen ze het gebied in 56 v.C. veroverden. Zij legden hier de
eerste wijngaarden aan. De
dichter Ausonius heeft hierover geschreven waaraan de
naam "Château Ausone" nog steeds herinnert.
Voor de verspreiding van de wijncultuur in het grootste
deel van Europa zijn de Romeinen verantwoordelijk geweest. Als bezetters
weliswaar, maar toch, vrijwel alle klassieke Europese wijngebieden hebben
hun ontstaan aan hen te danken. Zij waren ook de eerste die bepaalde wijnen
met naam en toenaam vermeldden, met als beroemdste de Falerner.
3. a- altaarafsluitingen
Deze blokken zijn gevonden in 1849 in Bordeaux, op
de plaats waar een tempel gestaan zou hebben. Die twee aan beide zijden
bewerkte blokken vormden misschien een altaarafsluiting, waar dat ze
waarschijnlijk niet alleen offers brachten voor de Romeinse goden maar ook
voor die van hun (dat waren vooral vruchtbaarheidsgodinnen). Het materiaal
waaruit ze werden gemaakt is kalksteen. Deze kalksteenblokken dateren van in
het midden van de 2e eeuw.
Op het eerste blok wordt Mercurius (helemaal rechts)
afgebeeld. (Mercurius gevolgd door Jupiter waren de twee populairste,
Romeinse goden.) Dit zie je aan de staf in de linkerhand. Naast Mercurius
staat een naakt personage dat een groep godinnen voorstelt. Deze personage
staat op een appel en houdt zich vast aan een godin.
Op het tweede blok zie je Paris op een troon zitten. Hij
kijkt nogal peinzend. Je herkent Paris aan deze attributen uit de legende:
- de Phrygische muts
- in de linkerhand een herdersstok
Op het derde kalksteenblok word Juno afgebeeld. Deze
herken je aan de scepter in de rechterhand, een wijde tunica met brede
plooien en een drie-hoekige diadeem die haar sluier vast houd.
Op het laatste blok ( het vierde blok) zie je Minerva.
Minerva is makkelijk te herkennen aan de kalmhelm op het hoofd, in de
rechterhand een lans en in de linkerhand een ovaal schild met een Medusakop.
Al deze blokken zijn ong. 0.5 m hoog, 0.66 m breed en
0.37 m dik.
Men denkt dat deze vier blokken eigenlijk 2 gehelen
vormen nl. blok 1 en blok 2 horen bij elkaar en blok 3 en 4.
Bij elk geheel zou er telkens ook nog 1 blok horen dat
vermist is. Men vermoedt dat bij het tweede geheel er ook nog een
kalksteenblok van Venus zou moeten zijn.
De Aquitaniërs hadden dus de goden van de Romeinen voor
een groot deel helemaal overgenomen en gebruikten ze op hun altaars waarop
ze dan offers brachten aan hun vruchtbaarheidsgodinnen.
b- Pont du Gard
Een prachtig voorbeeld van de romanisatie in Frankrijk.
De Romeinen waren behalve bouwtechtnisch ook zeer goed in
het organiseren. Ze pakten bouwprojecten altijd groots aan. Omdat de stad
Nîmes water nodig had, bouwden ze rond 20 v. Chr een gigantisch
aquaduct.
Aquaduct betekent eigenlijk waterleiding. Een
aquaduct is een kanaal voor het vervoeren van water. Velen denken dat
aquaducten door de Romeinen werden uitgevonden. Maar dit is helemaal niet
waar. Vanaf de vroegste oudheid werden woongebieden in Mesopotamië al van
water voorzien door overdekte kanalen die een verbinding vormden met de
rivieren de Tigris en de Eufraat. Ook de Oude Grieken hebben onderaardse
gangen en kanalen gebruikt, die in de rotsen waren uitgehouwen, om het water
naar droge gebieden te laten stromen. De Romeinen waren wel de eersten die
aquaducten aanlegden om problemen van watervoorziening op te lossen. Meestal
gebeurde het vervoeren van water onder de grond, maar op sommige plekken kon
dat niet. Dan bouwden de Romeinen bogen van beton en steen. Het waterkanaal
moest over de hele lengte precies even schuin aflopen. Want dan bleef het
water even hard stromen.
Jammer genoeg is van dat gigantische aquaduct nu enkel de
Pont du Gard overgebleven, het spectaculairste deel van de 50 km lange
kanalen die het water vanuit bronnen verderop aanvoerden. Rome bezat in de
3e eeuw na Chr. elf aquaductsystemen, die bij elkaar een capaciteit hadden
van anderhalf miljoen kubieke meter water (!) per dag. De Pont du Gard
is er een van. Ze is een uit drie verdiepingen bestaande brug die Nîmes
van bronwater uit de streek Uzes voorzag, en over het dal van de Gardon
wordt geleid.
Hoogte:49m.
Lengte : 273m.
De brug telt 52 bogen ; zes voor het onderste
deel, tien voor het middendeel en 35 bogen voor het bovenste deel. Het werd
gebouwd in kalksteen, 2000 jaar geleden onder het beleid van keizer
Claudius. De eerste en de tweede verdieping van de brug zijn enkel een
steunpunt voor de bovenste boog, waarop de eigenlijke waterleiding ligt. Het
aquaduct vervoerde per dag tot 20.000 m3, waardoor Nîmes constant van water
werd voorzien. Vanaf de 4e eeuw werd het aquaduct vrijwel niet meer
onderhouden met als gevolg dat in de 9e eeuw de kalkaanslag in het aquaduct
de watertoevoer volledig stillegde. Een groot deel van de kalkstenen werd
vervolgens in gebruik genomen door de bevolking voor persoonlijk gebruik.
c- La Maison Carrée
Wanneer ?
Deze tempel is gebouwd tussen 20 en 10 voor Christus.
Waar ?
In Nîmes. Het is gebouwd op het punt waar de weg, die uit
Beaucaire komt, naar de Narbonne en naar Spanje gaat.
Wat ?
Een van het Romeinse heilige der heiligen dat het best
bewaard is gebleven. Het is een tempel van 26 m lang, 15 m breed en 17 m
hoog. Hij is gelegen op een podium van 3.30 m hoog en om daar naar boven te
kunnen, moet men een trap van 15 treden beklimmen. Het oneven aantal van de
treden werd zo gerekend: als je met je rechter voet begint te beklimmen, zal
je met dezelfde voet op het podium eindigen. Dit heilige der heiligen is
door 30 geribbelde zuilen omgegeven : 10 van deze 30 zuilen komen uit het
voorportaal en ze tekenen zich op met een rare soepelheid tegen de 20
anderen die zich binnen in de wanden van de cella (kamer van de
diviniteiten) bevinden. De kamers werden onder het podium ingericht als
archieven van de tempel om schatten en andere dingen te bewaren.
Griekse invloed ?
Zuiverheid van de lijnen, harmonische afmetingen en
sierlijkheid van de geribbelde zuilen. Deze drie dingen duiden de Griekse
invloed aan.
Het "Maison Carrée" is waarschijnlijk gebouwd door
Agrippa (legaat van de Narbonnaise = Gallia Narbonensis). Hij was de vriend
en de dichtste medewerker van Augustus die in 12 v. Chr. gestorven is.
Later prijkten de namen van twee zonen van Augustus op de
architraaf (=deel van het dak) van de tempel die met bronsletters geschreven
werden. Dit gebeurde na de vroege dood van de twee zonen, die door Augustus
geadopteerd werden, en die normaal zijn troonopvolgers zouden zijn. De
tempel, die waarschijnlijk oorspronkelijk aan Rome en Augustus gewijd is, is
later aan die twee « prinsen van de jeugd >> gewijd.
Wat was haar functie in de loop der eeuwen ?
Het "Maison Carrée" heeft achtereenvolgens gediend als :
Hoge Middeleeuwen = publiek bouwwerk.
1015 = eigendom van een kannunik.
tot 1540 = huis van de consuls.
1540 = aan een particulier verkocht.
1670 = aan augustijnmonniken gegeven.
Revolutie = als nationale goederen verkocht (departementsarchieven).
1823 = verzamelingen van het eerste museum van de stad.
1988 = tentoonstellingen uit eigentijdse kunst