Frankrijk

Start Omhoog Engeland Afrika Hispania Frankrijk Kelten Turkije

De Romanisering van Frankrijk

Caroline Verschaeren , Stien Mosselmans,

Florence Ensch Famenne, Leen Dewulf

4lat

 

 

Inleiding: de verdeling van Gallië na inval van de Romeinen

Wat is Romanisatie?

Bordeaux en Wijn

Overblijfselen:

a- Altaarafsluitingen

b- Le Pont du Gard

c- Het Maison Carrée

 

 

Inleiding: de verdeling van Gallië na inval van de Romeinen

 

Wanneer Caesar Gallië begint te ver-overen in het jaar 58 v.C. verdeelde hij Gallië Transal-pina in 3 delen: de Belgae, de Celtae en de Aquitani.

Na de verove-ring van Gallië werden het land en zijn inwoners verdeeld in zestig eenheden die werden aangeduid met de term civitas. Elke civitas viel samen met het woongebied van één van de 60 oorspronkelijke stamverbanden die samen "de Galliërs" vormden.

De indeling in de civitates is wel enigszins te vergelijken met de huidige indeling van Frankrijk in departementen. Zoals u op de foto van de volgende pagina ziet.

De Romeinen hebben dus bijgedragen tot de huidige indeling van Frankrijk. Elke civitas kreeg een hoofdstad, waarvoor ook het woord civitas werd gebruikt. Die hoofdstad was meestal een stad (of dorp) die voor de Galliërs belangrijk was, omdat die stad bijvoorbeeld strategisch goed gelegen was. Deze bestuurlijke indeling is ongewijzigd gebleven tot ongeveer het jaar 300.

Toen kwamen er verschillende provinciale herindelingen, waarvan de laatste pas met de verdwijning van de laatste keizer verdwenen is.

In het jaar 400 bestond het Romeinse rijk uit aanzienlijk meer provincies dan in bijvoorbeeld in het jaar 100 of het jaar 200. Dat heeft niets te maken met de verovering van nieuwe gebieden, maar wel met de poging om meer greep te krijgen op de inwoners van het rijk, vooral met het oog op de belastinginning. Ze splitsten dus grote provincies op in kleinere provincies. Voor Gallië betekende dit dat het hele gebied werd opgesplitst in –uiteindelijk- 17 provincies. Elke provincie had een eigen hoofdstad, die de zetel was van de provinciegouverneur die door de keizer werd benoemd.

 

Zes van de 10 hoofdsteden van de 10 noordelijke provincies zijn op dit moment bekende Franse steden: Lyon, Rouen, Tours, Sens , Reims en Besan-çon. De resterende vier liggen in Duitsland en Zwitserland.

De hoofdsteden van de zeven zuidelijke provincies waren Vienne, Bourges, Embrun, Eauze, Narbonne, Aix-en-Provence en Bordeaux (zie kaartje hiernaast).

Rond het jaar 400 waren er in totaal iets meer dan 100 civitates in wat nu Frankrijk heet. Voor het merendeel waren dat stadjes van niet veel meer dan 5000 inwoners. In lang niet al die steden en stadjes konden de inwoners beschikken over de complete lijst van openbare voorzieningen zoals die in Rome te vinden waren.

Wél had elke stad een forum met iets van een basilica en minstens één tempel. Vaak is daarvan alleen maar de ligging of vermoedelijke ligging bekend.

De Franse archeoloog Christian Goudineau heeft op basis van deze en andere gegevens een lijst van 35 criteria opgesteld waarvan hij vervolgens een "hitparade" heeft gemaakt van de 20 grootste en bekendste en best uitgeruste Gallo-romeinse steden. Lyon voert de rij aan. De top tien is:

 

1. Lyon 6. Arles
2. Narbonne 7. Bordeaux
3. Nîmes 8. Autun
4.(Trier) 9. Reims
5. Viennes 10. Vaison-la-Romaine

 

Van deze 10 steden ligt Trier in Duitsland, die laten we dus terzijde. Als we de andere negen nader bekijken dan valt op dat de eerste vijf hun geschiedenis zijn begonnen als Romeins militair steunpunt of als nederzetting van gepensioneerde Romeinse legioensoldaten, dus als veteranenkolonie. De top-vijf in de lijst van tien zijn dus allemaal kolonies. Dan zijn er Bordeaux, van heel vroeger al belangrijk als aanvoer haven van tin, en Vaison-la-Romaine, centrum van een stam die zich al in de tijd van de stichting van Narbonne aan Rome had onderworpen en daar nooit spijt van heeft gehad.

Wat is Romanisatie?

Voor we ons verder willen verdiepen in de romanisatie van Frankrijk, willen we toch even precies formuleren wat romanisatie is.

Hieronder verstaan we: de beïnvloeding door de Romeinse cultuur van plaatselijke culturen, waardoor inheemse en Romeinse gebruiken samensmolten.

2. Bordeaux en wijn

Bordeaux staat bekend om zijn wijn, het is dan ook eeuwenlang één van de grootste wijnbouwgebieden van de wereld geweest. En nu omvat het ruim 115.000 hectare wijngaarden, ruim 4x zo groot als Bourgogne en daarom is het dan ook de grootste wijnstreek van Frankrijk.

Bordeaux, de oorsprong van de Romeinse vestiging was al beroemd om zijn wijn en werd later hoofdstad van Aquitanië. Al voor de Romeinen in Bordeaux neerstreken en er hun druivenstokken plantten, zouden druïden al sap van wilde druiven hebben gebruikt in hun toverdranken. Gek genoeg dronken ze verder geen wijn, maar gerstebier. Het is dus zeer aannemelijk dat er al wijn werd verbouwd voor de komst van de Romeinen (in 56 v. C.).

Maar echte sporen van de wijnbouw vonden de Romeinen evenwel niet toen ze het gebied in 56 v.C. veroverden. Zij legden hier de eerste wijngaarden aan. De

dichter Ausonius heeft hierover geschreven waaraan de naam "Château Ausone" nog steeds herinnert.

Voor de verspreiding van de wijncultuur in het grootste deel van Europa zijn de Romeinen verantwoordelijk geweest. Als bezetters weliswaar, maar toch, vrijwel alle klassieke Europese wijngebieden hebben hun ontstaan aan hen te danken. Zij waren ook de eerste die bepaalde wijnen met naam en toenaam vermeldden, met als beroemdste de Falerner.

 

 

3. a- altaarafsluitingen

Deze blokken zijn gevonden in 1849 in Bordeaux, op de plaats waar een tempel gestaan zou hebben. Die twee aan beide zijden bewerkte blokken vormden misschien een altaarafsluiting, waar dat ze waarschijnlijk niet alleen offers brachten voor de Romeinse goden maar ook voor die van hun (dat waren vooral vruchtbaarheidsgodinnen). Het materiaal waaruit ze werden gemaakt is kalksteen. Deze kalksteenblokken dateren van in het midden van de 2e eeuw.

 


Op het eerste blok wordt Mercurius (helemaal rechts) afgebeeld. (Mercurius gevolgd door Jupiter waren de twee populairste, Romeinse goden.) Dit zie je aan de staf in de linkerhand. Naast Mercurius staat een naakt personage dat een groep godinnen voorstelt. Deze personage staat op een appel en houdt zich vast aan een godin.

Op het tweede blok zie je Paris op een troon zitten. Hij kijkt nogal peinzend. Je herkent Paris aan deze attributen uit de legende:

- de Phrygische muts

- in de linkerhand een herdersstok

 

 

Op het derde kalksteenblok word Juno afgebeeld. Deze herken je aan de scepter in de rechterhand, een wijde tunica met brede plooien en een drie-hoekige diadeem die haar sluier vast houd.

Op het laatste blok ( het vierde blok) zie je Minerva. Minerva is makkelijk te herkennen aan de kalmhelm op het hoofd, in de rechterhand een lans en in de linkerhand een ovaal schild met een Medusakop.

Al deze blokken zijn ong. 0.5 m hoog, 0.66 m breed en 0.37 m dik.

Men denkt dat deze vier blokken eigenlijk 2 gehelen vormen nl. blok 1 en blok 2 horen bij elkaar en blok 3 en 4.

Bij elk geheel zou er telkens ook nog 1 blok horen dat vermist is. Men vermoedt dat bij het tweede geheel er ook nog een kalksteenblok van Venus zou moeten zijn.

De Aquitaniërs hadden dus de goden van de Romeinen voor een groot deel helemaal overgenomen en gebruikten ze op hun altaars waarop ze dan offers brachten aan hun vruchtbaarheidsgodinnen.

 

 

b- Pont du Gard

Een prachtig voorbeeld van de romanisatie in Frankrijk.

De Romeinen waren behalve bouwtechtnisch ook zeer goed in het organiseren. Ze pakten bouwprojecten altijd groots aan. Omdat de stad Nîmes water nodig had, bouwden ze rond 20 v. Chr een gigantisch aquaduct.

Aquaduct betekent eigenlijk waterleiding. Een aquaduct is een kanaal voor het vervoeren van water. Velen denken dat aquaducten door de Romeinen werden uitgevonden. Maar dit is helemaal niet waar. Vanaf de vroegste oudheid werden woongebieden in Mesopotamië al van water voorzien door overdekte kanalen die een verbinding vormden met de rivieren de Tigris en de Eufraat. Ook de Oude Grieken hebben onderaardse gangen en kanalen gebruikt, die in de rotsen waren uitgehouwen, om het water naar droge gebieden te laten stromen. De Romeinen waren wel de eersten die aquaducten aanlegden om problemen van watervoorziening op te lossen. Meestal gebeurde het vervoeren van water onder de grond, maar op sommige plekken kon dat niet. Dan bouwden de Romeinen bogen van beton en steen. Het waterkanaal moest over de hele lengte precies even schuin aflopen. Want dan bleef het water even hard stromen.

Jammer genoeg is van dat gigantische aquaduct nu enkel de Pont du Gard overgebleven, het spectaculairste deel van de 50 km lange kanalen die het water vanuit bronnen verderop aanvoerden. Rome bezat in de 3e eeuw na Chr. elf aquaductsystemen, die bij elkaar een capaciteit hadden van anderhalf miljoen kubieke meter water (!) per dag. De Pont du Gard is er een van. Ze is een uit drie verdiepingen bestaande brug die Nîmes van bronwater uit de streek Uzes voorzag, en over het dal van de Gardon wordt geleid.

Hoogte:49m.

Lengte : 273m.

De brug telt 52 bogen ; zes voor het onderste deel, tien voor het middendeel en 35 bogen voor het bovenste deel. Het werd gebouwd in kalksteen, 2000 jaar geleden onder het beleid van keizer Claudius. De eerste en de tweede verdieping van de brug zijn enkel een steunpunt voor de bovenste boog, waarop de eigenlijke waterleiding ligt. Het aquaduct vervoerde per dag tot 20.000 m3, waardoor Nîmes constant van water werd voorzien. Vanaf de 4e eeuw werd het aquaduct vrijwel niet meer onderhouden met als gevolg dat in de 9e eeuw de kalkaanslag in het aquaduct de watertoevoer volledig stillegde. Een groot deel van de kalkstenen werd vervolgens in gebruik genomen door de bevolking voor persoonlijk gebruik.

 

c- La Maison Carrée

 

Wanneer ?

Deze tempel is gebouwd tussen 20 en 10 voor Christus.

Waar ?

In Nîmes. Het is gebouwd op het punt waar de weg, die uit Beaucaire komt, naar de Narbonne en naar Spanje gaat.

Wat ?

Een van het Romeinse heilige der heiligen dat het best bewaard is gebleven. Het is een tempel van 26 m lang, 15 m breed en 17 m hoog. Hij is gelegen op een podium van 3.30 m hoog en om daar naar boven te kunnen, moet men een trap van 15 treden beklimmen. Het oneven aantal van de treden werd zo gerekend: als je met je rechter voet begint te beklimmen, zal je met dezelfde voet op het podium eindigen. Dit heilige der heiligen is door 30 geribbelde zuilen omgegeven : 10 van deze 30 zuilen komen uit het voorportaal en ze tekenen zich op met een rare soepelheid tegen de 20 anderen die zich binnen in de wanden van de cella (kamer van de diviniteiten) bevinden. De kamers werden onder het podium ingericht als archieven van de tempel om schatten en andere dingen te bewaren.

 

Griekse invloed ?

Zuiverheid van de lijnen, harmonische afmetingen en sierlijkheid van de geribbelde zuilen. Deze drie dingen duiden de Griekse invloed aan.

 

Het "Maison Carrée" is waarschijnlijk gebouwd door Agrippa (legaat van de Narbonnaise = Gallia Narbonensis). Hij was de vriend en de dichtste medewerker van Augustus die in 12 v. Chr. gestorven is.

Later prijkten de namen van twee zonen van Augustus op de architraaf (=deel van het dak) van de tempel die met bronsletters geschreven werden. Dit gebeurde na de vroege dood van de twee zonen, die door Augustus geadopteerd werden, en die normaal zijn troonopvolgers zouden zijn. De tempel, die waarschijnlijk oorspronkelijk aan Rome en Augustus gewijd is, is later aan die twee « prinsen van de jeugd >> gewijd.

Wat was haar functie in de loop der eeuwen ?

Het "Maison Carrée" heeft achtereenvolgens gediend als :

Hoge Middeleeuwen = publiek bouwwerk.

1015 = eigendom van een kannunik.

tot 1540 = huis van de consuls.

1540 = aan een particulier verkocht.

1670 = aan augustijnmonniken gegeven.

Revolutie = als nationale goederen verkocht (departementsarchieven).

1823 = verzamelingen van het eerste museum van de stad.

1988 = tentoonstellingen uit eigentijdse kunst

 

 

Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2004