taalstudie II 4.c

Start Omhoog taalstudie II 4.a taalstudie II 4.b taalstudie II 4.c

Taalstudie: de aanwijzende en verwijzende voornaamwoorden

1. De aanwijzende voornaamwoorden

De verbuiging van hic, haec, hoc; iste, ista, istud en ille, illa, illud vind je hier.
Volg deze link om ze in te oefenen.

Aanvulling

1. hic, haec, hoc dient vaak om te verwijzen naar iemand (of iets) die (dat) pas genoemd is of dadelijk zal genoemd worden.
  Haec dicit: Hij zegt het volgende.
2. Is er sprake van twee personen dan verwijst hic naar de laatstgenoemde en ille naar de eerstgenoemde.

2. Verwijzende voornaamwoorden

De verbuiging van is, ea, id vind je hier.   Een driloefening vind je hier.
De verbuiging van idem en ipse vind je hier. De driloefeningen vind je via deze link.

Aanvulling

Ipse wordt gebruikt om iets sterk te doen uitkomen.
  eo ipso tempore: precies op dat moment
  eo ipso anno: juist in dat jaar
  Consul ipse veniet: De consul zal in hoogsteigen persoon komen.

Voor alle opmerkingen, suggesties, verbeteringen slechts 1 adres.
© Vakwerkgroep Latijn Bim-Sem Mechelen 2002-2005