Orpheus
Gemaakt door: Jasmin Van San en Lisa Willems, 3 Latijn
Inleiding
De meesterzanger en musicus Orpheus was een zoon van
de muzikale god Apollo en Calliope, de muze van de verhalende
dichtkunst. Volgens een ander verhaal was de Thracische koning Oeagrus
zijn vader.
Orpheus kon zo prachtig zingen en lier spelen dat
niet alleen mensen maar ook de dieren en zelfs bomen, rivieren en rotsen
in vervoering naar hem bleven luisteren.
Orpheus maakte deel uit van de Argonauten, die onder
leiding van Jason naar het verre Colchis voeren om daar het gulden vlies
te halen. Zijn bijzondere talenten kwamen de dappere avonturies goed van
pas. Zo kon hij ruzies in de kiem smoren door een lied in te zetten –
het was dan meteen met de spanning gedaan.
Na de reis van de Argonauten keerde Orpheus terug
naar zijn geboorteland Thracië, waar hij smoorverliefd werd op de nimf
Eurydice.
Thracië,
vaderland van Orpheus.
2. Mythe
Orpheus en Eurydice.
Door het ganse land werd Orpheus geprezen. Hij was de
zoon van de koning van Thracië en Calliope, de muze van de dichtkunst.
Apollo had hem een lier geschonken waarmee hij mensen, dieren en zelfs bomen
en stenen in verrukking kon brengen door zijn snaarspel en zang.
Toen hij getrouwd was met Eurydice, de mooiste nimf van
de Najaden, was hij dolgelukkig. Dit duurde echter niet lang. Terwijl de
nimf buiten aan het dansen was met haar vriendinnen, werd ze gebeten door
een adder. Hoewel het slechts een kleine wonde was, had deze Eurydice’s dood
tot gevolg. Orpheus kon de gedachte aan een leven zonder haar niet aan en
nam zijn lier, die slechts onlangs op zijn bruiloft had geklonken. Hij liet
met de klanken van zijn snaren, zijn onnoemlijke pijn tot hoog in de hemel
doordringen. Het was net of de natuur haar adem inhield: de dieren
verzamelden zich rondom de treurende Orpheus en de bomen stonden
onbeweeglijk stil om te luisteren naar zijn weeklade. Hades echter, liet
zich door de smeekbeden niet vermurwen en liet de poorten naar de
onderwereld gesloten.
Zo bedacht Orpheus een plan om in de onderwereld neer te
dalen en Hades te smeken om zijn geliefde aan hem terug te geven. Hij daalde
af door de poort die naar de onderwereld leidde en betoverde Cerberus, de
hellehond, zo dat deze hem niet tegenhield terwijl hij de troon van Hades en
zijn gemalin Persephone betrad. Orpheus nam zijn lier en zong bij diens
klanken: "O, gij die over de onderwereld heerst, aan wie wij sterfelijke
mensen allen toebehoren, laat mij voor u treden, laat mij voor u de waarheid
spreken. Geen ijdele nieuwsgierigheid voert mij hierheen in het duistere
rijk, niet om de driekoppige helhond Cerberus te boeien ben ik gekomen. Ik
kom hier om u te smeken mijn teergeliefde terug te geven. Heeft de god van
de liefde niet ook macht over het dodenrijk? Heeft hij u niet ook met
Persephone verenigd?Wij zijn allemaal onder uw macht en moeten reeds na een
kort leven op aarde ons bij u voegen."
Toen gebeurde er iets wonderbaarlijks: al de wezenloze
schimmen luisterden naar zijn lied en weenden, Tantalus, de Danaïden,
Sisyphus en ja, zelfs de onverbiddelijke Eumeniden, huilden van ontroering.
Ook het koningspaar bleef niet ongeroerd. Het was immers de eerste maal dat
iemand uit de bovenwereld voor hen stond. Persephone keek vragend naar haar
gemaal, die haar toeknikte en dadelijk zond de koningin een van de boden om
Eurydice te halen. Zij kwam langzaam, gehinderd door de wond aan haar voet.
Met groot liefdesverlangen keek Orpheus haar aan. Eurydice was zo verrast
dat ze zich in de armen van haar geliefde wou werpen, maar een wenk van
Hades weerhield haar hiervan. "Nog nooit hebben wij hier zo een grote liefde
mogen aanschouwen, hoor dus ons besluit: Orpheus, voer uw gemalin terug naar
de wereld van de levenden en wees in een gelukkig huwelijk met haar
verbonden. Luister echter goed: Kijk pas om als u de onderwereld hebt
verlaten en door de poort zijt gegaan, anders zijt ge Eurydice voorgoed
verloren! "
Zo klommen ze beiden naar boven door de doodstille leegte
van de onderwereld. Ze waren niet ver meer van de uitgang en de weg voerde
stijl opwaarts. Het leek alsof het akelige donker hen van alle zijden
aanstaarde. Orpheus hield zijn pas in om achter zich te horen: vergeefs
trachtte hij haar voetstap te horen, doch er was geen geluid, geen
ademtocht, geen geritsel van haar gewaad te bespeuren, doodstil was het
overal om hem heen. Was zijn gemalin hem niet gevolgd? Had zij geen kracht
genoeg om het steile pad te beklimmen? Toen kon de zanger zich niet langer
bedwingen en keerde hij zich, overweldigd door zijn verlangen en liefdevolle
zorgen, om. Daar stond zij voor hem, zij zweefde op en verdween in de
huiveringwekkende duisternis van de onderwereld! Een wilde vertwijfeling
greep hem aan, met vurig verlangen strekte hij zijn armen uit en greep in de
leegte. Voor de tweede maal moest ze sterven en toch ging zij zonder klacht
van hem heen, zijn geliefde vrouw. Als een teder zuchtje klonk van verre
haar afscheidswoord: "Vaarwel, geliefde Orpheus" en ze verdween in de
afgrond.
Ontzet stond hij daar: Dus opnieuw was zijn, geliefde hem
ontrukt. Hij ijlde de weg terug en kwam aan de Styx. "Zet mij over veerman,"
riep hij gebiedend, "mijn geliefde is mij voor de tweede maal ontrukt! "
Maar Charon hief de hand afwijzend op. "Geen levende kan de Styx overkomen,"
klonk hij dreigend, "alleen hij die voor het schimmenrijk is bestemd, wordt
in mijn boot opgenomen." Orpheus’ tranen waren vergeefs: Charon bleef
onverbiddelijk. Zeven dagen lang zwierf de ongelukkige rond op de oever van
de rivier, zonder spijs of drank. Onophoudelijk stroomden zijn tranen, hij
zond smekende gebeden tot de Olympiërs en ook toornige scheldwoorden. De
goden lieten zich echter niet vermurwen. Treurig keerde Orpheus terug naar
zijn vaderland.
Reeds drie jaar waren voorbij. De zanger leefde eenzaam
en vermeed de omgang met andere mensen. Zijn gedachten en de lieflijke
klanken die uit zijn instrument vloeiden waren nog steeds aan zijn geliefde,
Eurydice, gewijd. Zo zat hij eens op een heuvel met zijn lier in de hand.
Rondom hem was een welige vlakte, er was geen enkele schaduw. Maar toen
Orpheus begon te spelen kwam het woud rondom hem in beweging en de bomen
stelden zich rondom de zanger op, alsof ze hem schaduw wilden bieden als
dank voor zijn lied. Zelfs de schuwe dieren van het woud kwamen, gelokt door
de prachtige tonen dichterbij. Allen luisterden ze naar de toverklanken van
zijn snarenspel.
Dit gebeurde in dezelfde tijd dat de vrouwen van Thracië
het feest van Bacchus, de minnaar van de wijn, vierden. Ze droegen
wingerdranken in de loshangende haren en zwaaiden met hun met klimop
versierde thyrsusstaf. Ze zwierven met woeste vaart rond in de wouden en zo
stootte een vrouwenschaar op Orpheus die te midden van de bosbewoners zijn
lier bespeelde. Niemand werd zo door de bacchanten gehaat dan de man die na
de dood van zijn geliefde niets meer wilde weten van liefde voor andere
vrouwen. "Zie daar! Daar is hij, de verachter van vrouwen!", gilde de eerste
vrouw en wild slingerde zij haar staf naar de gehate man. Nu was de woede
van alle vrouwen ontketend en allen gooiden stenen naar de heuvel waarop
Orpheus zat. Maar, een wonder: Orpheus werd door geen enkele steen geraakt.
Alles wat naar hem gegooid was, vleide zich aan diens voeten neer, alsof
deze dingen hem om vergeving vroegen. Hierdoor was echter de laatste vrome
eerbied die de razende vrouwen bezaten, verdwenen. Schreeuwend en krijsend
overstemden zij het snarenspel. De dieren probeerden de zanger te beschutten
met hun lichamen. Maar spoedig moesten ze dit met hun dood bekopen. Van alle
kanten stormden zij nu op de zanger aan en ze slingerden van alles naar hem.
Het baatte hem niet dat hij zijn armen afwerend uitstrekte, weerloos als hij
was werd hij geveld door een steen.
Vermoord lag de verheven Orpheus, die met zijn
welluidende stem dieren, bomen en stenen had geroerd, op de grond. Zijn mond
aan liederen zo rijk, voor altijd gesloten. Vogels, wilde dieren en stenen,
slopen treurend naderbij. De ganse natuur treurde om Orpheus.
De nimfen van bronnen en bomen, Najaden en Dryaden,
naderden met spoed, in rouwgewaden gehuld. Ze namen zijn verminkte ledematen
op om die te begraven en vertrouwden zijn hoofd en lier toe aan de rivier,
de Hebros. Plotseling trilde de lier als met een lieflijke weeklacht en
weerklonken liederen over de golven. De stroom voerde het hoofd en de lier
naar de open zee en de golven droegen ze verder naar het strand van Lesbos.
Daar vond het hoofd eindelijk een laatste rustplaats.
Orpheus’ ziel zweefde echter omlaag naar het
schimmenrijk. Hij herkende de plaatsen die hij eens had durven betreden om
zijn geliefde vrouw te zoeken. Eindelijk kon hij Eurydice weerzien en hij
omhelsde haar innig. "Nooit meer zal onze weg scheiden!" Gelukzalig, arm in
arm schreden zij over de velden van de onderwereld en wanneer Orpheus eens
vooropliep op het enge pad, mocht hij ongestraft naar zijn geliefde omzien.
3. Nawerking
- Het orfisme ontwikkelde zich in de 6de
eeuw voor Christus in Griekenland tot een sektarische religie. De aanhangers
beschouwden Orpheus als de stichter van hun godsdienst en gingen er
waarschijnlijk vanuit dat het lichaam een soort gevangenis was waarin de
ziel zat opgesloten. Pas na een kringloop van dood en wedergeboorte kon de
ziel zich volgens hen uit haar kerker bevrijden. Latere denkers, zoals de
grote Atheense wijsgeer Plato, waren vermoedelijk door het Orfisme
beïnvloed.
- De Orpheusmythe zelf bleek ook ver na de Oudheid grote
aantrekkinskracht uitoefenen en inspireerde vele kunstenaars. Onder anderen
de componisten Monteverdi en Gluck: zij wijdden, in respectievelijk 1601 en
1762, opera’s aan het verhaal van Orpheus van Eurydice. In de jaren ’80 van
de vorige eeuw vervaardigde de Nederlands schilder Constant, een van de
oprichters van de bekende Cobra-beweging, enkele indrukwekkende doeken
waarop Orpheus speelt en zingt voor de dieren.
Bronnen:
G. Houtzager, Griekse Mythologie encyclopedie, Rebo productions, 2003
A. Cotterell, Encyclopedie van Mythen en legenden, Atrium, 1981
D.M. Field, Mythologie van Grieken en Romeinen, Ilob
G. Schwab, Griekse mythen en sagen, Prisma, 1956
K. Kerenyl, Griekse heldensagen, De haan, 1973
Orpheus
Jasmin Van San
Lisa Willems
|